In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een onbekende plaats. De officier van justitie had op 29 mei 2020 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting, conform de richtlijnen vanwege de coronacrisis. De advocaat van de betrokkene maakte bezwaar tegen het telefonisch horen, omdat de betrokkene niet bereid was om op deze manier gehoord te worden en een fysieke zitting wenste. De rechtbank heeft het verzoek om een fysieke zitting afgewezen, waarbij zij de volksgezondheid en de veiligheid van de medewerkers van de rechtbank als zwaarwegende belangen heeft meegewogen. De rechtbank oordeelde dat het telefonisch horen geen afbreuk deed aan het recht op een eerlijk proces. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting bleek dat de betrokkene lijdt aan een chronische schizo-affectieve stoornis, wat leidde tot ernstig nadeel voor haar gezondheid. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 december 2020.