ECLI:NL:RBNHO:2020:4900

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
8121611 / CV EXPL 19-16300
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens annulering van vlucht en verweer van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens annulering van zijn vlucht op 28 juli 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Ancona naar München en vervolgens naar Amsterdam. De eerste vlucht, LH1957, werd geannuleerd, waarna de passagier compensatie heeft gevorderd van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Lufthansa heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de passagier niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht door niet te vermelden hoe en wanneer hij in Amsterdam is aangekomen. Daarnaast stelde Lufthansa dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden, aangezien de annulering voortvloeide uit een terugkeer van de voorafgaande vlucht door slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lufthansa voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. De passagier heeft niet gereageerd op het verweer van Lufthansa, waardoor de door Lufthansa aangevoerde feiten vast zijn komen te staan. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8121611 / CV EXPL 19-16300
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 september 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 28 juli 2019 zou vervoeren van Ancona, Italië naar München, Duitsland met vlucht LH1957 en van München naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LH2304, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH1957 van Ancona naar Amsterdam is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier stelt dat Lufthansa tekort is geschoten in haar verplichting de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de annulering van vlucht LH1957 gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en voert aan dat, nu de passagier nalaat om te vermelden met welk vervoer en op welk tijdstip hij in Amsterdam is aangekomen, hij niet aan zijn substantiëringsplicht voldoet. Om deze reden moet de vordering van de passagier worden afgewezen.
4.2.
Lufthansa beroept zich tevens op buitengewone omstandigheden en voert aan dat het eerste deel van de vlucht in kwestie (LH1957) deel uitmaakt van de rotatievlucht München-Ancona-München. Vlucht LH1957 is geannuleerd omdat de voorafgaande vlucht LH1956 (München-Ancona) in verband met slechte weersomstandigheden te Ancona moest terugkeren dan wel uitwijken naar München. Lufthansa stelt dat de vluchten LH1956 en LH1957 onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn en dat een vertraging van de ene vlucht automatisch doorwerkt naar de andere vlucht. Er was sprake van een oncontroleerbare situatie die Lufthansa kon voorkomen noch beperken.
4.3.
Tevens betwist Lufthansa de buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
5.2.
Lufthansa heeft bij conclusie van antwoord onder meer aangevoerd dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid zodat zij niet gehouden is tot betaling van de gevorderde compensatie. De passagier heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd op het inhoudelijke verweer van Lufthansa. De door Lufthansa aangevoerde feiten en omstandigheden zijn daarmee vast komen te staan. Voorts heeft Lufthansa voldoende aannemelijk gemaakt dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven dan ook geen bespreking meer.
5.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de passagiers in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van de passagier af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter