In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen die eerder door de rechtbank zijn vastgesteld. De rechtbank had in een eerdere beschikking van april 2019 een overeenkomst tussen partijen vastgelegd, waarin de man een bijdrage van € 2.750,-- per maand aan de vrouw zou betalen voor de huishoudkosten. De man heeft nu aangevoerd dat zijn financiële situatie is gewijzigd door de coronacrisis, waardoor hij niet langer in staat is om deze bijdrage te voldoen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van de zaak op 17 juni 2020 gehouden, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man door zijn werkgever gedwongen is om onbetaald verlof op te nemen, wat zijn salaris aanzienlijk heeft verlaagd. De rechtbank heeft overwogen dat de man bereid is om de kinderbijdrage van € 460,50 per kind per maand te blijven betalen, maar dat hij niet in staat is om de partnerbijdrage te voldoen. Gelet op de gewijzigde omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat de man met ingang van de datum van de beschikking alleen de kinderbijdrage van € 460,50 per kind per maand aan de vrouw moet voldoen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de man tot wijziging van de eerdere overeenkomst toegewezen, waarbij de eerdere afspraken over de partnerbijdrage zijn herzien.