ECLI:NL:RBNHO:2020:6109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijsvoering door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres, [X], was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente [b]. De naheffingsaanslag, opgelegd op 13 maart 2019, betrof een bedrag van € 1,50, met bijkomende kosten van € 62,70. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de gemeente handhaafde de naheffingsaanslag. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 4 juni 2020 heeft eiseres verklaard dat zij de parkeerbelasting contant heeft betaald en dat het parkeerticket zichtbaar in de auto was gelegd, maar op de bodem terecht was gekomen. De parkeercontroleur had geen geldig parkeerticket waargenomen, wat de gemeente als bewijs gebruikte voor de naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd dat eiseres de verschuldigde belasting niet had voldaan. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van een zichtbaar parkeerticket niet automatisch betekent dat er niet betaald was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres met het overgelegde parkeerticket en haar verklaringen in het tegenbewijs is geslaagd. De theoretische mogelijkheid dat het ticket achteraf is verkregen, was onvoldoende om de naheffingsaanslag te handhaven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en droeg de gemeente op het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [b] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan [A] op 13 maart 2019 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd (aanslagnummer [# 1] ) ten bedrage van € 1,50. In de naheffingsaanslag is daarnaast een bedrag van € 62,70 aan kosten begrepen.
Eiseres, die het voertuig feitelijk heeft geparkeerd, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020 te Haarlem.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [C] .

Overwegingen

Feiten
1. Op 13 maart 2019, om 13:38 uur, heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto met het kenteken [# 2] op een parkeerplaats aan de [a] in [b] stond. Ter plaatse was parkeerbelasting verschuldigd. De parkeercontroleur heeft op dat moment geconstateerd dat in de auto geen geldig parkeerticket aanwezig was. Vervolgens heeft verweerder aan [A] de naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil2.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, en meer in het bijzonder of eiseres de verschuldigde parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren had voldaan.

3. Eiseres stelt dat zij de parkeerbelasting contant heeft betaald bij de parkeermeter. Het parkeerticket heeft zij zichtbaar in de auto gelegd, maar het is op de bodem van de auto terechtgekomen. Het feit dat het bonnetje niet zichtbaar achter de ruit lag, wil niet zeggen dat eiseres niet betaald heeft. Dit volgt immers uit het overgelegde parkeerticket. Eiseres meent dat het ontbreken van bewijs ter zake van contante betalingen voor rekening van verweerder moet komen, omdat contant geld een wettig betaalmiddel is en verweerder zelf ervoor heeft gekozen deze methode van betaling aan te bieden zonder de mogelijkheid van kentekenregistratie. Eiseres komt tot de slotsom dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan haar aangifte- en betalingsverplichting heeft voldaan. Het parkeerticket is niet door de parkeercontroleur waargenomen. Eiseres heeft de mogelijkheid gekregen om alsnog te bewijzen dat zij de belasting wel heeft betaald, maar het enkel overleggen van het parkeerticket is daarvoor onvoldoende. Het betaalbewijs moet zijn te herleiden naar eiseres. Het valt immers niet uit te sluiten dat het parkeerticket dat achteraf is overgelegd, ook achteraf is verkregen. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is volgens verweerder terecht opgelegd.
Beoordeling van het geschil
5. Artikel 5, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen Heemstede 2019 bepaalt dat de parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften.
6. Naheffing van parkeerbelasting is alleen mogelijk indien de belasting die moet worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, waardoor te weinig belasting is geheven (artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Het gaat erom of de verschuldigde belasting is betaald. Het enkele feit dat een parkeerticket niet zichtbaar achter de voorruit lag, is dus onvoldoende voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Indien achteraf blijkt dat betaling van de verschuldigde belasting heeft plaatsgevonden, is voor het opleggen van een naheffingsaanslag geen plaats (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1593). Verweerder moet dus aannemelijk maken dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan. De verklaring van een parkeercontroleur dat geen geldig parkeerticket in de auto is waargenomen, is daarvoor in het algemeen genoeg, maar levert geen onweerlegbaar bewijs op. Tegenbewijs is mogelijk. Daarbij geldt de vrije bewijsleer: de belastingplichtige mag zelf kiezen welke bewijsmiddelen hij daarvoor wil gebruiken.
7. In dit geval is niet in geschil dat het parkeerticket niet zichtbaar achter de voorruit lag. De vraag is dus of eiseres slaagt in het tegenbewijs. Eiseres heeft in dat verband het volgende verklaard. Ze geeft als [# 3] kledingadvies aan tv-persoonlijkheden . Ze had de auto geparkeerd om een modewinkel te bezoeken. Ze heeft de parkeerbelasting contant betaald. Het parkeerticket moet bij het dichtslaan van het portier op de bodem van de auto zijn gevallen, want ze heeft het ticket bij terugkomst uit de winkel onder de stoel aangetroffen. Het parkeerticket is in deze procedure overgelegd.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met het parkeerticket en haar verklaringen in het tegenbewijs is geslaagd. De door verweerder opgeworpen (theoretische) mogelijkheid dat het ticket achteraf is verkregen, is in dit geval onvoldoende voor een andersluidend oordeel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder geen omstandigheden naar voren heeft gebracht die erop wijzen dat dit scenario zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, dat het overgelegde parkeerticket betrekking heeft op een tijdsspanne waarbinnen de parkeercontroleur de auto heeft waargenomen (13 maart 2019, 13:15-14:35) en dat eiseres geloofwaardig heeft bestreden dat zij het parkeerticket achteraf heeft verkregen. Dit betekent dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan.
9. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag moeten worden vernietigd.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding, omdat eiseres niet heeft gesteld dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Ook anderszins is daarvan niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag en
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Maas, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De rechter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.