ECLI:NL:RBNHO:2020:6286
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. Affourtit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ingezetenschap voor Wajong-uitkering en rechtsgevolgen van bestuursbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. Z. Acer, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat verweerder stelde dat zij op haar 18e verjaardag geen ingezetene van Nederland was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij wel degelijk ingezetene was en dat verweerder ten onrechte geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had erkend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft beoordeeld of eiseres op de dag dat zij 17 jaar werd een duurzame band met Nederland had. De rechtbank oordeelde dat de AAW van toepassing was en dat de beoordeling van ingezetenschap niet correct was uitgevoerd. Eiseres had weliswaar familie in Nederland, maar dit was niet voldoende om aan te nemen dat zij op haar 17e verjaardag als ingezetene kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
De uitspraak is gedaan in het kader van de bestuursrechtelijke procedure en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.