ECLI:NL:RBNHO:2020:6497

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
7960705 CV EXPL 19-11544
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door sluiting Pakistaans luchtruim

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Delhi naar Amsterdam via München op 13 mei 2019. Door een sluiting van het Pakistaanse luchtruim moest de vlucht omvliegen, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de sluiting van het Pakistaanse luchtruim, en dat zij niet in staat was om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Hoewel Lufthansa had aangetoond dat de sluiting van het Pakistaanse luchtruim een buitengewone omstandigheid was, was het niet voldoende om de compensatieplicht te ontlopen. De rechter concludeerde dat Lufthansa de passagier niet had omgeboekt naar een andere vlucht, wat een redelijke maatregel zou zijn geweest om de vertraging te minimaliseren. De vordering van de passagier tot betaling van de compensatie werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over het bedrag. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien Lufthansa grotendeels ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7960705 \ CV EXPL 19-11544
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde mr. D.E. Lof, mr. E.J. Hoekstra,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft,
gevestigd te Keulen (Duitsland), onder andere kantoorhoudende te Schiphol,
gedaagde,
hierna te noemen: Lufthansa,
gemachtigde mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 16 juli 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft tenslotte nog een akte eiser genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 13 mei 2019 diende te vervoeren van Delhi (India), via München (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol met vluchten LH 763 en LH 2300.
2.2.
Volgens het overgelegde e-ticket zou vlucht LH 763 om 00:55 uur lokale tijd uit Delhi vertrekken en om 05:25 uur lokale tijd in München arriveren. Vervolgens zou de passagier met vlucht LH 2300 om 06:40 uur lokale tijd verder vliegen naar Amsterdam-Schiphol, alwaar de passagier om 08:10 uur lokale tijd zou arriveren.
2.3.
Vlucht LH 763 (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waardoor de passagier zijn overstap heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht naar Amsterdam-Schiphol.
2.4.
AirHelp Limited (hierna: AirHelp) heeft namens de passagier compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met de voornoemde vertraging. Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Namens AirHelp heeft de gemachtigde van de passagier op 10 juni 2019 Lufthansa schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning Lufthansa geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op de buitengewone omstandigheden. Zij voert samengevat aan dat de vlucht van Delhi naar München onderdeel uitmaakt van de rotatie München – Delhi – München (LH 762 / LH 763) en dat zowel de heenvlucht als de terugvlucht langer heeft geduurd dan gepland, omdat het luchtruim boven Pakistan gesloten was in verband met het conflict tussen Pakistan en India over de regio Kashmir. Vanwege de sluiting van het Pakistaanse luchtruim moest het toestel via een andere, langere route omvliegen, hetgeen extra tijd kostte. De vertraging kon Lufthansa niet voorkomen noch beperken, zij moet immers gehoor geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding. De passagier komt daarom geen compensatie toe. Van buitengerechtelijke kosten kan dan ook geen sprake zijn. Verder is Lufthansa geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd omdat de door de gemachtigde van de passagiers verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de passagier met vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op zijn eindbestemming, zodat er in beginsel een compensatieplicht op Lufthansa rust. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.3.
Lufthansa heeft aangevoerd dat het Pakistaanse luchtruim gesloten was in verband met het conflict tussen Pakistan en India over de regio Kashmir en dat bij de rotatievlucht zowel de vlucht LH 762 van München naar Delhi als de vlucht LH 763 van Delhi naar München daardoor moest omvliegen via een andere route. Beide vluchten hebben daardoor langer geduurd en de passagier heeft uiteindelijk zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagier moest daarom worden omgeboekt naar een latere vlucht, aldus Lufthansa. Volgens de passagier heeft Lufthansa niet aangetoond dat beide vluchten LH 762 en LH 763 vanwege de sluiting van het luchtruim moesten omvliegen waardoor de vluchten langer hebben geduurd. Dit volgt niet uit de door Lufthansa overgelegde informatie, aldus de passagier.
5.4.
Ter onderbouwing van haar beroep op buitengewone omstandigheden heeft Lufthansa een e-mailbericht, inclusief bijlagen, overgelegd waarin een medewerker van Lufthansa Hub Operations Center verwijst naar een NOTAM waarin staat dat het Pakistaanse luchtruim van 27 februari 2019 08:00 uur tot 28 februari 2019 23:59 uur EST (Eastern Standard Time) gesloten is geweest. Ook heeft Lufthansa een NOTAM overgelegd van 25 maart 2019 waarin ten aanzien van Delhi staat dat het Pakistaanse luchtruim is afgesloten en dat wordt geadviseerd om een alternatieve route te kiezen in de periode van 25 maart 08:25 uur tot 25 april 2019 om 23:59 uur. Tevens wordt verwezen naar een andere NOTAM waarin is vermeld dat de luchtverkeersleiding van Kabul (Afghanistan) geen overvliegende vluchten die uitwijken vanwege de sluiting van het Pakistaanse luchtruim aanvaardt van 27 februari 2019 08:00 uur tot 27 mei 2019 23:59 uur. Tot slot is een NOTAM overgelegd waarin ten aanzien van Delhi is vermeld dat het Pakistaanse luchtruim gesloten is en dat geadviseerd wordt alle vluchten via een alternatieve route te laten vliegen in de periode van 05:00 op 24 april 2019 tot 23:59 uur op 31 mei 2019. Uit door haar overgelegde nieuwsberichten blijkt volgens Lufthansa dat het Pakistaanse luchtruim pas op 16 juli 2019 weer geopend is. Lufthansa licht toe dat de voorafgaande vlucht van München naar Delhi (LH 762) ten zuiden van Pakistan moest vliegen, omdat de noordelijke route over Afghanistan was afgesloten. Door middel van een kaartje heeft Lufthansa aangegeven dat om Pakistan heen gevlogen moest worden. Het omvliegen duurde ongeveer 90 minuten langer dan normaal. Volgens Lufthansa geldt voor de onderhavige vlucht van Delhi naar München mutatis mutandis hetzelfde.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Lufthansa met de door haar overgelegde NOTAM-berichten en nieuwsberichten voldoende heeft aangetoond dat het Pakistaanse luchtruim op 27 februari 2019 is gesloten en op 16 juli 2019 heropend is, dat het Pakistaanse luchtruim ook op 13 mei 2019 nog gesloten is geweest, dat geadviseerd werd om ten zuiden van Pakistan te vliegen en dat zowel vlucht LH 762 als vlucht LH 763 daardoor moesten omvliegen. Daarnaast heeft de passagier na de gemotiveerde toelichting van Lufthansa niet langer betwist dat vlucht LH 762 62 minuten langer heeft geduurd en vlucht LH 763 in ieder geval 89 minuten langer. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot het oordeel dat zowel de voorafgaande vlucht van München naar Delhi als de onderhavige vlucht van Delhi naar München vertraagd zijn, omdat moest worden omgevlogen als gevolg van een omleiding door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt daarom.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. In dat verband heeft Lufthansa aangevoerd dat de sluiting van het Pakistaanse luchtruim en de heropening daarvan op 16 juli 2019 niet vantevoren waren aangekondigd, terwijl de dienstregeling al een jaar tevoren is gemaakt. De vertragingen per vlucht als gevolg van de sluiting van het Pakistaanse luchtruim zijn niet steeds op de minuut gelijk en Lufthansa was niet in staat om haar vluchtschema inzake de vluchten LH 762 en LH 763 aan te passen. Zij vliegt zoveel als mogelijk op tijd en hoopt op de geringst mogelijke vertraging, aldus Lufthansa. De kantonrechter oordeelt als volgt. In voornoemde NOTAM van 25 april 2019 is ten aanzien van Delhi aangekondigd dat het Pakistaanse luchtruim (nog steeds) was afgesloten met het advies een alternatieve route te kiezen en dat deze omstandigheid zou duren tot 23:59 uur op 31 mei 2019. Lufthansa was er dan ook ruimschoots voorafgaand aan de onderhavige vlucht van 13 mei 2019 van op de hoogte dat zowel de vlucht LH 762 als de onderhavige vlucht niet via het Pakistaanse luchtruim zou kunnen plaatsvinden en dat voor beide vluchten een langere vluchttijd nodig zou zijn. Lufthansa heeft daarmee het risico genomen dat de passagier in München zijn aansluitende vlucht zou missen. Door de passagier niet om te boeken naar een andere vlucht van Delhi naar Amsterdam heeft Lufthansa niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen.
5.7.
De conclusie is dat de vordering van de passagier tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover niet aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 mei 2019, tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter