ECLI:NL:RBNHO:2020:6588
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Zaanstad had op 28 juli 2020 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, na het aantreffen van harddrugs en wapens tijdens een politieonderzoek. Verzoeker, die in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft verzoeker, die door vertraging niet fysiek aanwezig kon zijn, zijn standpunt via de telefoon toegelicht. Hij voerde aan dat de sluiting van de woning zou leiden tot dakloosheid en dat hij onvoldoende middelen heeft om een andere woning te vinden. Verweerder stelde echter dat verzoeker geen bijzondere omstandigheden had aangetoond die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de overtredingen en de noodzaak om de openbare orde te herstellen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan de belangen van de gemeenschap en dat de sluiting van de woning een proportionele maatregel was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.