Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties
- de akte van [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling met producties
- de akte tot eiswijziging met producties
- de incidentele conclusie tot voeging van Brasa met producties
- de mondelinge behandeling, waarbij de voeging van Brasa is toegestaan
- de pleitaantekeningen van [eiser]
- de pleitaantekeningen van Beauvast.
- de pleitnota van Brasa
- [eiser]
- mr. Steeghs voornoemd
- mr. Martens te Amsterdam, kantoorgenoot van mr. Steeghs voornoemd
- mr. De Vis voornoemd
- [A.], gevolmachtigde van Beauvast, hierna: [A.]
- mr. Frijlings voornoemd.
2.De feiten
bij niet of niet tijdige nakoming van de Koopovereenkomst anders dan door overmacht is de nalatige Partij aansprakelijk voor alle daaruit voor de andere Partij ontstane schade met kosten en rente, ongeacht het feit of de nalatige in verzuim is in de zin van het hierna bepaalde.
een Partij is in verzuim jegens de andere Partij als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan zijn verplichtingen uit hoofde van de Koopovereenkomst te voldoen, daaronder mede begrepen het niet tijdig betalen van de overeengekomen waarborgsom.
Wanneer een Partij in verzuim is heeft de andere Partij de keuze tussen:
Uitvoering van de Koopovereenkomst te verlangen, in welk geval de Partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elk nadien ingegane dag tot aan de dag van nakoming aan de andere Partij een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd van drie promille van de koopprijs; of
De Koopovereenkomst door een Schriftelijke verklaring te ontbinden in welk geval de nalatige Partij een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zal zijn ten behoeve van de andere Partij van tien procent van de koopprijs.
Eventueel over de boete verschuldigde omzetbelasting is daarin begrepen.
Betaalde of verschuldigde boete strekt in mindering op de eventueel verschuldigde schadevergoeding met rente en kosten.
Het onderhavige geding is niet meer van toepassing ingeval en vanaf het moment dat het Verkochte op de in artikel 5 lid 3 van de Koopovereenkomst overeengekomen wijze is overgedragen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 15 zijn Verkoper en Koper het navolgende ontbindingsrecht overeengekomen. Zowel Verkoper als Koper heeft het recht de koopovereenkomst te ontbinden indien uiterlijk per 1 september 2020 Omgevingsvergunning 2 niet onherroepelijk is verstrekt.
Op het hiervoor in lid 1 vermelde ontbindingsrecht kan zowel door Verkoper als door Koper een beroep worden gedaan, en wel uiterlijk voorafgaand aan de ondertekening van de Akte van Levering. Doet Verkoper of Koper niet of niet tijdig Schriftelijk een beroep op het in lid 1 omschreven ontbindingsrecht dan is deze vervallen.
Koper heeft uitdrukkelijk geen financieringsvoorbehoud gemaakt ter zake de koop van het Verkochte.
Ik begrijp dat als jij een regeling treft met de bezwaarmakers, je niet direct geconfronteerd wilt worden met de op jou rustende afnameverplichting binnen 7 dagen. Voor mij is een verder uitstel van de levering, die reeds in maart 2020 zou plaatsvinden, met circa 6 maanden echter problematisch en kostbaar”.
- het volledig eigendom van het woonhuis met erf en tuin aan de [adres];
- het volledig eigendom van het perceel waarop een horecagelegenheid is gevestigd aan de [adres];
3.Het geschil
de Beslagen op te heffen;
Beauvast te veroordelen de Beslagen binnen 24 uren na betekening van het in deze te wijzen vonnis (a) op te heffen voor zover de onder sub 1 genoemde vordering niet wordt toegewezen en (b) te doen doorhalen in de openbare registers;
Beauvast te verbieden ten laste van [eiser] nieuwe beslagen te leggen, althans Beauvast te gebieden bij het indienen van een nieuw verzoekschrift tot leggen van beslag een kopie te overleggen van het in deze te wijzen vonnis;
te bepalen dat voor iedere overtreding door Beauvast van een veroordeling onder sub 2 of sub 3 hiervoor een dwangsom aan [eiser] wordt verbeurd van € 25.000,- (zegge: vijfentwintig euro) vermeerderd met € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) vermeerderd met € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen dat een overtreding voortduurt, althans een door u in goede justitie te bepalen dwangsom; en
Beauvast te veroordelen om de kosten van dit geding te voldoen binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis te vermeerderen met de nakosten, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
4.De beoordeling
NJ1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
mogelijketekortkoming door middel van beslaglegging te conserveren - aanleiding zou moeten worden gevonden om de vordering van Beauvast, summierlijk oordelend, ondeugdelijk te achten.
- de wijziging van de omgevingsvergunning is ten opzichte van het bouwplan als geheel van volstrekt ondergeschikte betekenis;
- [B.] heeft daartegen een viertal bezwaren aangevoerd: (1) geen Bibob toets, (2) onvoldoende gemotiveerd waarom ontheffing voor wonen, (3) het bouwplan is niet besproken met belanghebbenden en buurtbewoners en (4) de tekeningen zijn onvolledig vanwege het ontbreken van een buitendeur bij de woningen op de begane grond;
- [B.] heeft het eerste bezwaar in de loop van de bezwaarschriftprocedure laten vallen. Wat de overige bezwaren betreft moet worden vastgesteld dat hij de voorzieningenrechter in beide kort geding procedures niet een begin van een antwoord heeft kunnen geven op de vraag op welke wijze hij nu door het gewijzigde bouwplan in zijn belangen wordt getroffen. Verder moet worden vastgesteld dat hij in de weergave van zijn bezwaren niet consistent is. Zo heeft hij in het tweede kort geding aangegeven dat zijn belang bij bezwaar en beroep tegen de revisievergunning “beperkt en vooral immaterieel van aard” is;
- uit het hiervoor weergegeven mailverkeer tussen [eiser] en [A.] blijkt dat [B.] aan [eiser] te kennen heeft gegeven dat hij af zou willen zien van het instellen van beroep tegen de omgevingsvergunning en zich dus zou willen neerleggen bij de uitspraak, wanneer [eiser] hem een vergoeding zou betalen. Verder staat vast dat [B.] en [eiser] samengewerkt hebben ter realisatie van vastgoedprojecten in Amsterdam en Purmerend;
- [B.], althans diens vennootschap PEX Real Estate B.V., heeft bij e-mail van 2 februari 2020 aan directeur [D.] van SHP Bouwbedrijven gevraagd een offerte voor werkzaamheden in het [gebouw] te maken. Hierbij werden documenten meegestuurd die Beauvast aan Yieldforce ter beschikking had gesteld in verband met de aanvraag voor de omgevingsvergunning. In deze e-mail werd uitdrukkelijk om discretie gevraagd.
NJ1990/286 (
Beklamel)) een specifieke zorgvuldigheidsnorm ontwikkeld. Een bestuurder kan aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad wanneer hij de rechtspersoon een overeenkomst laat sluiten met een derde terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de rechtspersoon niet (tijdig) zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de schade die de derde als gevolg van de wanprestatie lijdt.
op 5 maart 2020. Op die datum was er van een Corona-crisis nog geen sprake. [eiser] heeft niet toegelicht wat er toe heeft geleid dat hij op 5 maart 2020 de financiering nog niet rond had. Uit het tweesporentraject dat [eiser] stelt te hebben gevolgd en uit [eiser] typering van art. 19 lid 3 van de koopovereenkomst als een beding dat heeft meegebracht dat een financieringsvoorbehoud “commercieel uitgesloten” was, leidt de voorzieningenrechter af dat hij bewust en opzettelijk het risico heeft gelopen dat Yieldforce, op het moment waarop zij juridisch tot afname verplicht zou zijn, de financiering niet rond zou hebben.
allebeslagen rechtvaardigt. Daartoe moet onder meer worden ingegaan op hetgeen Brasa als belanghebbende bij opheffing ter onderbouwing van haar ondersteuning van de daartoe strekkende vordering heeft aangevoerd.