ECLI:NL:RBNHO:2020:6730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8042749 CV EXPL 19-13803
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagier tegen luchtvaartmaatschappij wegens compensatie na annulering van vlucht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van vlucht LH2301 van Schiphol naar München op 15 november 2018. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa en vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening nr. 261/2004. Lufthansa heeft de passagier kosteloos omgeboekt naar een vervangende vlucht, die binnen de marges van de verordening viel, en heeft een bedrag van € 125,00 aan de passagier betaald. De passagier heeft echter de rest van de gevorderde schadevergoeding niet ontvangen, wat leidde tot de rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet met vertraging op de eindbestemming is aangekomen en dat Lufthansa correct heeft gehandeld door de passagier om te boeken. De passagier heeft niet gereageerd op het verweer van Lufthansa, waardoor de feiten van Lufthansa als vaststaand zijn aangenomen. De vordering van de passagier in conventie is afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van Lufthansa tot terugbetaling van het bedrag van € 125,00 is toegewezen. De passagier is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel conventie als reconventie.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak voor passagiers om adequaat te reageren op verweren in rechtszaken. De kantonrechter heeft de passagier ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 120,00 voor de gemachtigde van Lufthansa, en € 18,00 voor de proceskosten in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8042749 CV EXPL 19-13803
Uitspraakdatum: 10 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaftgevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord en tevens een reconventionele eis ingesteld.
1.2.
De passagier heeft hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 15 november 2018 zou vervoeren van Schiphol naar München (Duitsland) met vlucht LH2301, van München naar Singapore met vlucht LH9790 en Silk Air de passagier zou vervoeren van Singapore naar Yogyakarta met vlucht MI152.
2.2.
Vlucht LH2301 van Schiphol naar München is geannuleerd. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht.
2.3.
De passagier heeft compensatie van € 600,00 van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa is tot gedeeltelijke betaling overgegaan door een bedrag van € 125,00 aan de passagier te betalen. Lufthansa heeft geweigerd tot betaling van de overig door de passagier gevorderde € 475,00 over te gaan.

3.De vordering in conventie

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 475,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 71,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier stelt dat Lufthansa te kort is geschoten in haar verplichting de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). En de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is tot compensatie conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Het verweer van Lufthansa strekt ertoe de passagier niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van de passagier af te wijzen. Lufthansa heeft na annulering van vlucht LH2301 de passagier kosteloos omgeboekt naar de vlucht KL1793. De aangeboden vlucht valt daarmee binnen de marges van ‘één uur voor’ en ‘minder dan twee uur’ later zoals opgenomen in artikel 5 lid 1 sub c-iii van de Verordening nr. 261/2004. De passagier heeft deze omboeking aanvaard en is daardoor 35 minuten later dan gepland vanuit Amsterdam vertrokken. De passagier is volgens Lufthansa tijdig in München voor de aansluitende vlucht LH9790 aangekomen. Van enige vertraging op de eindbestemming is volgens Lufthansa dan ook geen sprake.

5.De vordering in reconventie

5.1
Lufthansa vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de passagier aan Lufthansa het bedrag van € 125,00 terugbetaalt, althans dat de passagier de schade van Lufthansa dienaangaande vergoedt. Lufthansa stelt de passagier geen enkele compensatie verschuldigd te zijn. Aan de passagier heeft Lufthansa onverschuldigd, althans zonder enige rechtsgrond, althans zonder daartoe verplicht te zijn, een bedrag van € 125,00 betaald.

6.Het verweer in reconventie

6.1
De passagier heeft niet gereageerd op de reconventionele eis van Lufthansa.

7.De beoordeling

in conventie en in reconventie
7.1.
Gelet op de onderlinge samenhang van de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
7.2.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
7.3.
Lufthansa heeft bij conclusie van antwoord gemotiveerd gesteld dat de passagier niet met vertraging op de eindbestemming is aangekomen. De passagier heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gereageerd op het inhoudelijke verweer van Lufthansa. De door Lufthansa aangevoerde feiten en omstandigheden zijn daarmee vast komen te staan. Gelet daarop zal de vordering in conventie worden afgewezen.
7.4.
Ten aanzien van de reconventionele eis oordeelt de kantonrechter als volgt. Lufthansa heeft de passagier een bedrag van € 125,00 betaald. Nu de conventionele vordering van de passagier wordt afgewezen heeft Lufthansa het bedrag van € 125,00 onverschuldigd aan de passagier betaald. De passagier dient dit bedrag dan ook terug te betalen aan Lufthansa. De reconventionele vordering tot terugbetaling van € 125,00 zal dan ook worden toegewezen.
7.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de passagier zowel in conventie als in reconventie in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Ook de nakosten zullen worden toegewezen, voor zover Lufthansa daadwerkelijk nakosten zal maken.

8.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
8.1.
wijst de vordering van de passagier af;
8.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 120,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
8.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover Lufthansa daadwerkelijk nakosten zal maken;
8.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad;
8.5.
wijs het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
8.6.
veroordeelt de passagier tot betaling van een bedrag van € 125,00 aan Lufthansa;
8.7.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 18,00 aan salaris gemachtigde van Lufthansa;
8.8.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 9,00 aan nakosten, voor zover Lufthansa daadwerkelijk nakosten zal maken;
8.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter