ECLI:NL:RBNHO:2020:6730
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering van passagier tegen luchtvaartmaatschappij wegens compensatie na annulering van vlucht
In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van vlucht LH2301 van Schiphol naar München op 15 november 2018. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa en vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening nr. 261/2004. Lufthansa heeft de passagier kosteloos omgeboekt naar een vervangende vlucht, die binnen de marges van de verordening viel, en heeft een bedrag van € 125,00 aan de passagier betaald. De passagier heeft echter de rest van de gevorderde schadevergoeding niet ontvangen, wat leidde tot de rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet met vertraging op de eindbestemming is aangekomen en dat Lufthansa correct heeft gehandeld door de passagier om te boeken. De passagier heeft niet gereageerd op het verweer van Lufthansa, waardoor de feiten van Lufthansa als vaststaand zijn aangenomen. De vordering van de passagier in conventie is afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van Lufthansa tot terugbetaling van het bedrag van € 125,00 is toegewezen. De passagier is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel conventie als reconventie.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak voor passagiers om adequaat te reageren op verweren in rechtszaken. De kantonrechter heeft de passagier ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 120,00 voor de gemachtigde van Lufthansa, en € 18,00 voor de proceskosten in reconventie.