ECLI:NL:RBNHO:2020:6990
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderopvangtoeslag wegens gebrek aan inkomen uit werk en woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag van eiser voor het berekeningsjaar 2017. Eiser, die in 2010 getrouwd is met mevrouw [E], heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zijn kinderen [G] en [H]. De Belastingdienst/Toeslagen heeft echter de toeslag vastgesteld op € 0, omdat eiser geen inkomen uit werk en woning zou hebben. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij wel degelijk een onderneming heeft en recht heeft op de toeslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn aangifte inkomstenbelasting voor 2017 geen winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden heeft verantwoord. De inspecteur van de Belastingdienst heeft een aanslag opgelegd op basis van de door eiser opgegeven gegevens, waaruit blijkt dat het verzamelinkomen negatief was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht heeft geconcludeerd dat eiser in 2017 geen tegenwoordige arbeid verrichtte waaruit inkomen uit werk en woning werd genoten, en dat hij daarom geen recht had op kinderopvangtoeslag.
Eiser heeft ook betoogd dat zijn toeslagpartner recht heeft op de toeslag, maar de rechtbank oordeelde dat ook zij niet onder de vereisten van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen valt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. C. Maas, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.