Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de korpschef van politie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
16 december 2019. In dat verband is allereerst van belang dat verweerder heeft gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BG5316), waarin in rechtsoverweging 2.5 wordt overwogen dat een vergelijking tussen beveiligings-medewerkers en politieambtenaren niet kan worden gemaakt omdat geen sprake is van gelijke gevallen, reeds omdat voor beveiligingsfunctionarissen en ambtenaren van politie verschillende opleidingseisen en rechtsregimes gelden. Verweerder heeft aangegeven dat de in de uitspraak van 16 december 2019 gemaakte vergelijking tussen beveiligers en politiefunctionarissen mank gaat omdat de Wet en het onderliggende beleid niet op politiefunctionarissen van toepassing is. In zijn hoedanigheid van werkgever heeft verweerder de mogelijkheid om in overeenstemming met het Besluit algemene rechtspositie politie tuchtrechtelijke straffen op te leggen, variërend van berisping tot ontslag met een aantal tussenliggende straffen elk met een andere gradatie. Als toezichthouder heeft verweerder deze mogelijkheid op grond van de Wet niet, waardoor de wettelijke regimes zich niet met elkaar laten vergelijken. Voorts heeft verweerder aangegeven dat deze casus door verweerder niet als grensgeval is ervaren. Ook is met eiser niet besproken dat een tijdelijke pas mogelijk zou zijn. Verder is eiser geen first offender omdat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat aan hem in het verleden een werkstraf en een strafbeschikking zijn opgelegd. Voorts heeft verweerder er op gewezen dat het bij eiser aangetroffen ethanolgehalte van 1,32 milligram per milliliter bloed overeenkomt met 573 ug/l en daarmee veel hoger was dan het ademalcoholgehalte van 345ug/l van de beveiliger die in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van
16 december 2019 aan de orde was. Daarbij heeft verweerder gewezen op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2020 (ECLI:NLRBAMS:2020:1614) waarbij er sprake was 570 ug/l en aangegeven dat het ademalcoholgehalte in die zaak zeer wel vergelijkbaar is met de onderhavige en dat het beroep in die zaak ongegrond is verklaard.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.