ECLI:NL:RBNHO:2020:7781

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
C/15/305472 / FA RK 20-3835
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een door de burgemeester van de gemeente Castricum opgelegde crisismaatregel. Betrokkene verzocht tevens om schadevergoeding en een veroordeling van de burgemeester in de kosten van het geding. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet had voldaan aan de hoorplicht zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De psychiater had niet aan de wethouder meegedeeld dat betrokkene niet gehoord wilde worden, en er was geen poging ondernomen om deze mededeling te verifiëren. Hierdoor was de beschikking van de burgemeester niet zorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende betrokkene een schadevergoeding toe van € 225,- voor de dagen dat de crisismaatregel heeft geduurd. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten werd afgewezen, omdat dit niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de zorgvuldigheid die bestuursorganen in acht moeten nemen bij het opleggen van crisismaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beroep tegen een crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding
zaak-/rekestnrs.: C/15/305472 / FA RK 20-3835 en C/15/305132 FA RK 20/3658
beschikking van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2020,
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tegen een crisismaatregel en een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] ,
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. E.G. Al, gevestigd te Nieuw-Vennep.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 juli 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Castricum (hierna: de burgemeester) op 23 juni 2020 jegens haar opgelegde crisismaatregel. Betrokkene heeft tevens verzocht om schadevergoeding en een veroordeling van de burgemeester in de kosten van het geding.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking houdende het opleggen van de crisismaatregel van 23 juni 2020;
- het episodejournaal van 13 juli 2020.
1.2.
Op 10 augustus 2020 heeft advocaat mr. C.J. Loggen namens de burgemeester schriftelijk gereageerd op het verzoekschrift.
Bij dit verweerschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking houdende het opleggen van de crisismaatregel van 23 juni 2020;
- de medische verklaring van 23 juni 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 september 2020, in het gebouw van de rechtbank.
1.4.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- namens betrokkene, haar advocaat;
- [de wethouder] , wethouder Welzijn, Duurzaamheid, Milieu, Werk en Inkomen, Bijstand van gemeente Castricum (hierna: de wethouder);
- mr. C.J. Loggen-ten Hoopen namens de burgemeester.
1.5.
Mr. Al heeft ter zitting verklaard dat betrokkene niet bij de zitting aanwezig is, omdat dit spanningen voor haar meebrengt en het beter voor haar is om haar gebruikelijke werkritme te volgen.

2.De feiten

2.1.
Op 23 juni 2020 om 16.06 uur heeft de wethouder namens de burgemeester van de gemeente Castricum aan betrokkene een crisismaatregel in de zin van artikel 7:1 van de Wvggz opgelegd.

3.Het verzoek

3.1.
Betrokkene heeft ter onderbouwing van haar beroep en verzoek – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
De burgemeester heeft in de beschikking waarbij de crisismaatregel is opgelegd vermeld dat betrokkene expliciet geweigerd heeft te worden gehoord. Betrokkene meent dat dit in het hoorverslag zou moeten zijn vastgelegd. Dit hoorverslag ontbreekt echter zodat niet kan worden vastgesteld wat er is besproken. Betrokkene had wel degelijk haar zienswijze naar voren willen brengen. De werkinstructie van de GGZ schrijft voor dat in het proces een expliciete afweging moet worden gemaakt tussen het oordeel van de psychiater en het horen zelf. Als slechts wordt afgegaan op de mededeling die de psychiater heeft gedaan, kan er geen sprake zijn van een goede belangenafweging door de burgemeester. Door de ‘weigering’ van betrokkene om te worden gehoord, is de patiëntenvertrouwenspersoon niet geïnformeerd terwijl betrokkene mogelijk ondersteuning van deze persoon had willen hebben. Door het schenden van deze waarborgen zijn de wettelijke bepalingen bij het afgeven van de crisismaatregel onvoldoende in acht genomen. Uit niets blijkt dat de gemeente zorgvuldig en op goede gronden de beschikking heeft afgegeven. Betrokkene verzoekt daarom, zoals nader toegelicht ter zitting, om toekenning van een bedrag van € 600,-, te weten € 150,- voor iedere dag die de crisismaatregel heeft geduurd, te weten vier dagen. Ter zitting is namens betrokkene aangevoerd dat betrokkene haar wensen en voorkeuren niet naar voren heeft kunnen brengen, in spanning en onzekerheid verkeerde over wat er met haar gebeurde. Zij had behoefte om uit te leggen hoe zich tegenover de crisismaatregel stond en had graag gehad dat de burgemeester haar standpunt in de belangenafweging had kunnen laten meewegen.

4.Het standpunt van de burgemeester

4.1.
De burgemeester heeft naar voren gebracht dat de psychiater voorafgaand aan het opleggen van de crisismaatregel telefonisch contact heeft opgenomen met de wethouder en hem de situatie heeft voorgelegd. De wethouder heeft van de psychiater vernomen dat betrokkene expliciet had aangegeven dat zij niet gehoord wilde worden. De wethouder kon en mocht uitgaan van de informatie van de psychiater en hoefde niet zelf te verifiëren of betrokkene niet gehoord wilde worden. De burgemeester heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:1071) en aangegeven dat hij als bestuursorgaan mocht uitgaan van de bevindingen van de psychiater als deskundige. De burgemeester heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4024). Gezien de toestand waarin betrokkene verkeerde was het niet onaannemelijk dat zij niet gehoord wilde worden. Het zou een te zware belasting opleveren als een burgemeester of een wethouder zelf dient waar te nemen of een betrokkene al dan niet gehoord wil worden. Er is geen hoorverslag gemaakt, omdat er geen contact tot stand is gekomen tussen de hoordienst en betrokkene omdat betrokkene expliciet heeft geweigerd te worden gehoord. Dit is vermeld in de beschikking. Betrokkene heeft haar stelling dat zij wel degelijk gehoord wilde worden niet nader onderbouwd.
Gelet op het voorgaande is de beschikking zorgvuldig en op goede gronden genomen en vanwege de inhoud van de medische verklaring was het opleggen van de crisismaatregel onvermijdelijk.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat bij toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding de vergoeding op grond van vaste jurisprudentie € 75,- per dag bedraagt. De burgemeester heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 13 mei 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:3670).

5.Beoordeling

5.1.
Uit de beschikking, de medische verklaring of het episodejournaal blijkt niet dat de psychiater aan de wethouder heeft meegedeeld dat betrokkene niet gehoord wilde worden en dat die mededeling door de wethouder op enigerlei wijze is geverifieerd of dat daartoe een poging is ondernomen. Van de burgemeester mag worden verwacht actie te ondernemen om betrokkene te horen of, indien bericht wordt ontvangen dat betrokkene niet gehoord wil worden, dat bericht te verifiëren of daartoe op zijn minst een poging te doen. De burgemeester mag daarbij voor wat betreft de invulling van de hoorplicht niet zonder meer afgaan op een mededeling van de psychiater. De psychiater is, zoals de burgemeester terecht heeft aangevoerd, een medisch deskundige op wiens oordeel een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan, maar dat uitgangspunt betreft het medisch oordeel van de deskundige en niet de invulling van de hoorplicht van de burgemeester.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht in de zin van artikel 7:1 lid 3 onder b van de Wvggz en zal het beroep gegrond verklaren.
5.2.
Betrokkene heeft gesteld dat zij door het schenden van deze verplichting schade heeft geleden. Gelet op wat namens betrokkene ter zitting in dat verband naar voren is gebracht, acht de rechtbank de schade voldoende onderbouwd en is zij van oordeel dat een vergoeding van € 75,- voor iedere dag dat de maatregel tot aan de beslissing tot voorzetting daarvan heeft geduurd, billijk. De beslissing tot voortzetting van de crisismaatregel, die is genomen nadat betrokkene is gehoord en haar visie kenbaar heeft kunnen maken, is genomen op 26 juni 2020. De rechtbank acht daarom een vergoeding van € 225,- billijk, daarbij uitgaande van drie dagen, gerekend vanaf het moment dat de crisismaatregel werd opgelegd.
5.3.
Het verzoek om vergoeding van de proceskosten zal worden afgewezen nu dit verzoek niet nader is toegelicht en onderbouwd.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 23 juni 2020 gegrond;
6.2.
veroordeelt de gemeente Castricum tot betaling van een bedrag van
€ 225,-(zegge tweehonderd en vijfentwintig euro) aan [betrokkene] ;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.