ECLI:NL:RBNHO:2020:7869
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Alimentatieverplichting biologische vader naast juridische vader
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de alimentatieverplichting van de man voor hun gezamenlijke minderjarige kind. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van der Weide, verzocht de rechtbank om de bestaande beschikking te wijzigen en de man te verplichten een hogere kinderbijdrage te betalen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, verweerde zich door te stellen dat hij niet langer onderhoudsplichtig was, aangezien het kind erkend was door een andere man, de juridische vader.
De procedure begon met een verzoekschrift van de vrouw op 25 maart 2020, gevolgd door een verweerschrift van de man op 15 juni 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 september 2020. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks de erkenning door de juridische vader, niet langer verplicht was om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat de erkenning van een kind door een juridische vader de onderhoudsplicht van de biologische vader beëindigt.
De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een 'family life' tussen de man en het kind, aangezien de man al jaren geen omgang had met het kind. De vrouw had niet aangetoond dat de juridische vader niet in staat was om in de onderhoudsbehoefte van het kind te voorzien. Daarom werd het verzoek van de vrouw afgewezen, en de man werd niet langer als onderhoudsplichtige beschouwd. De uitspraak benadrukt de juridische gevolgen van erkenning en de voorwaarden waaronder een biologische vader nog verplicht kan zijn tot alimentatie, met verwijzingen naar relevante jurisprudentie.