Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster. De zaak betreft een verzoek om handhaving tegen een agrarisch bedrijf dat een stal wil uitbreiden. Eisers stellen dat de uitbreiding van de stal in strijd is met artikel 3.117 van het Activiteitenbesluit, omdat hun woning, als geurgevoelig object, binnen de bebouwde kom ligt en de uitbreiding te dicht bij hun woning is gepland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van eisers inderdaad binnen de bebouwde kom ligt, wat betekent dat de minimale afstand tot de uitbreiding van de stal 100 meter moet zijn. De feitelijke afstand bedraagt echter slechts 60 meter, wat een klaarblijkelijk gevaar voor overtreding van het Activiteitenbesluit met zich meebrengt.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om handhaving van eisers moet worden opgevat als een preventief verzoek, aangezien de uitbreiding van de stal nog niet is gerealiseerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van verweerder, omdat deze ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van een overtreding. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder verplicht om het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, rechter, in aanwezigheid van griffier R.I. ten Cate.