Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
4.7 Om van toereikende causaliteit te kunnen spreken, wordt algemeen aangenomen dat als beslissend criterium de leer van de redelijke toerekening geldt. Deze leer vat loon op als alle voordelen die, rekening houdende met de maatschappelijke opvattingen, geacht kunnen worden zakelijk aan de dienstbetrekking te worden toegerekend, met uitschakeling derhalve van wat tot de persoonlijke sfeer van de werknemer behoort.Wanneer het ‘voordeel’ een nadeel is, is sprake van negatief loon.
8.1 Ter zitting, aangevuld bij brief van 4 september 2018, heeft eiser verzocht om schadevergoeding voor de maanden waarin hij ten onrechte geen gebruik heeft kunnen maken van de remplaçantenregeling. Volgens eiser is sprake van schade als gevolg van gemiste vrije tijd. Eiser heeft (…) verzocht om compensatie ter grootte van een bruto maandsalaris per gemiste maand aan vrije tijd.
Beslissing
R. van der Vecht, griffier, op 20 oktober 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.