Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
deferred debit card) op 1 juni 2017 met een zogenaamde
card carrieraan de gedaagde partij opgestuurd. De gedaagde partij heeft de card in gebruik genomen, als gevolg waarvan de overeenkomst tot stand is gekomen. De eisende partij heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW, omdat tijdens de aanvraag de volledige tekst van de algemene voorwaarden aan de gedaagde partij is getoond, waarbij deze ze in pdf-formaat kon opslaan. De algemene voorwaarden zijn bovendien bij de aanbiedingsbrief gevoegd. Volgens de eisende partij zijn titel 2A van boek 7 BW, de Wck (oud) en Wft niet van toepassing. De eisende partij heeft in dit verband gesteld dat er aan de gedaagde partij geen rente of kosten anders dan wettelijke rente, ‘kosten kasopname’ en een ‘boete in verband met te late betaling’ in rekening zijn gebracht. Volgens de eisende partij vallen deze kosten niet onder de ‘kosten van het krediet’.
deferred debit card. Met zo’n
deferred debit cardvindt afschrijving van de rekening immers niet direct plaats, maar later. Op deze vorm van kredietverstrekking zijn de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien het krediet binnen drie maanden dient te worden terugbetaald en er slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
MvTKamerstukken II 1986/87, 19 785, p. 88/89. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat deze aanmaningskosten direct na afloop van de betalingstermijn in rekening werden gebracht en niet eerst, zoals is voorgeschreven in artikel 6:96 lid 6 BW, nadat de consument vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, zodat van het in rekening brengen van incassokosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW geen sprake was. De verschuldigdheid van deze aanmaningskosten bij niet tijdige terugbetaling, alsmede de hoogte van deze kosten, maakten onderdeel uit van het kredietaanbod van de eisende partij en stonden al bij het sluiten van de kredietovereenkomst vast.
van welke aard ook, die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die de kredietgever bekend zijn’, welke vergoedingen ‘ook de kosten in verband met nevendiensten met betrekking tot de kredietovereenkomst’ omvatten. Dat de kasopnamekosten ‘optioneel’ zijn (dus de consument deze kosten niet ‘hoeft’ te maken maar dat ze het gevolg zijn van een keuze), maakt niet dat ze niet tot de totale kosten van het krediet behoren. Immers, het HvJ maakt een dergelijk onderscheid niet. Àls de consument besluit kasopnames te doen, is deze verplicht vergoedingen te betalen.
“Het criterium «tegen onbetekenende kosten» heeft tot
card carrierof de op de achterzijde vermelde algemene voorwaarden staat het soort krediet niet vermeld. Het totale kredietbedrag staat ook niet vermeld. Voorts ontbreekt een duidelijke waarschuwing betreffende de bijkomende kosten en gevolgen van wanbetaling.
€ 1.225,15verschuldigd aan de eisende partij.