ECLI:NL:RBNHO:2020:8313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
8532372
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Stichting Vestia, gevestigd te Rotterdam, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in een huurwoning verblijft. De vordering betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan acht maanden. Vestia heeft de gedaagde op 18 maart 2020 een WIK-aanmaning gestuurd, maar de huurtermijnen zijn niet voldaan. De gedaagde heeft verweer gevoerd, waarbij zij aanvoert dat haar bewindvoerder fouten heeft gemaakt en dat zij hierdoor geen schone lei heeft gekregen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand van € 4.443,42 gerechtvaardigd is en dat de gedaagde geen bewijs heeft geleverd dat de achterstand is ingelopen. De kantonrechter heeft de vordering van Vestia toegewezen, inclusief de ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, de lopende huur en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 30 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8532372 \ CV EXPL 20-4284
Uitspraakdatum: 30 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Vestia
gevestigd te Rotterdam
eiseres
verder te noemen: Vestia
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Vestia heeft bij dagvaarding van 1 mei 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 augustus 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Vestia bij fax d.d. 6 augustus 2020 nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Vestia verhuurt de woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning) aan [gedaagde] tegen een maandelijkse huurprijs van € 708,04.
2.2.
Op 18 maart 2020 heeft Vestia een WIK-aanmaning verzonden aan [gedaagde] waarin zij nog veertien dagen de tijd heeft gekregen om de op dat moment openstaande huurtermijnen te voldoen.

3.De vordering

3.1.
Vestia vordert dat de kantonrechter:
I. de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met al degene die en al datgene dat zich daarin van de zijde van [gedaagde] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels aan Vestia en de woning geheel ontruimd ter beschikking van Vestia te stellen en te laten;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4.443,42 aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei tot de dag van algehele betaling;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het huurbedrag voor iedere maand vanaf mei 2020 tot de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst en daarna tot betaling van een gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van de woning heeft plaatsgevonden;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 603,23 aan buitengerechtelijke incassokosten;
VI. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Vestia legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] heeft verzuimd de maandelijks verschuldigde huurpenningen te voldoen ondanks dat zij hiertoe door Vestia is aangemaand. De huurachterstand bedraagt inmiddels ruim acht maanden zodat dit de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat zij tot december 2019 in de WSNP zat. Haar bewindvoerster heeft toen veel fouten gemaakt en heeft bij de rechtbank gezegd dat er het hele jaar 2019 geen huur is betaald aan Vestia maar dat klopt niet. [gedaagde] heeft daardoor geen schone lei gekregen. Inmiddels krijgt zij hulp via budgetbeheer.

5.De beoordeling

5.1.
Vestia heeft bij dagvaarding een overzicht verstrekt met daarop de huurachterstand tot en met april 2020. Hierop staan de verschuldigde huurtermijnen alsmede de door [gedaagde] betaalde huurtermijnen. Uit dit overzicht blijkt dat er inderdaad huurtermijnen in 2019 zijn betaald, zoals [gedaagde] stelt, maar uit het overzicht blijkt ook dat niet alle huurtermijnen zijn voldaan. [gedaagde] heeft geen nadere stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de huurachterstand heeft ingehaald zodat de kantonrechter ervan uit gaat dat er in ieder geval nog een bedrag van € 4.443,42 aan huurpenningen openstaat. Deze achterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding en ontruiming zodat deze vorderingen zullen worden toegewezen. Ook de vorderingen tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur en de gebruiksvergoeding na ontbinding van de huurovereenkomst worden toegewezen. [gedaagde] heeft haar verweer dat haar bewindvoerster veel fouten heeft gemaakt niet nader onderbouwd en dit kan daarom ook niet tot een ander oordeel leiden. De kantonrechter merkt nog wel op dat Vestia ter zitting heeft aangegeven dat zij niet direct de woning zal ontruimen nu [gedaagde] inmiddels hulp krijgt via budgetbeheer.
5.2.
Vestia maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van Vestia zal toewijzen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] met al degene en al datgene dat zich daarin van de zijde van [gedaagde] mocht(en) bevinden te ontruimen en te verlaten, de sleutels daarvan aan Vestia af te geven en de woning geheel ontruimd ter beschikking van Vestia te stellen en te laten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Vestia van € 4.443,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Vestia van € 708,04 aan huur per maand vanaf mei 2020 en van € 727,17 aan huur per maand vanaf juli 2020 tot de huurovereenkomst is ontbonden te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de dag van verzuim tot de dag van algehele betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Vestia van € 727,17 aan gebruiksvergoeding voor elke maand of een gedeelte van de maand dat de huurovereenkomst is ontbonden en [gedaagde] na de in 6.2 vermelde termijn nog in de woning verblijft tot de dag dat [gedaagde] op voormelde wijze de woning aan Vestia ter beschikking heeft gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de dag van verzuim tot de dag van de algehele betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Vestia van € 603,23 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Vestia tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,96
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 480,00 (2x € 240,00);
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter