ECLI:NL:RBNHO:2020:8877
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling waarde vakantieappartement in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de waarde van een vakantieappartement in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van het appartement, had beroep ingesteld tegen de door de heffingsambtenaar van Cocensus vastgestelde waarde van € 329.000 voor het kalenderjaar 2019. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was vastgesteld, onder andere vanwege lekkageproblemen en een ongelijkheidsbeginsel in de waardering van vergelijkbare appartementen in hetzelfde complex.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de lekkageproblemen en de waarde in goede justitie heeft vastgesteld op € 310.000. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelasting te hoog waren vastgesteld, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de woning aangepast. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 40,80.
De uitspraak is gedaan door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier B. Schaafsma. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.