ECLI:NL:RBNHO:2020:8968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
20/4869
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op basis van artikel 13b Opiumwet wegens hennepkwekerij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de burgemeester van de gemeente Zandvoort. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, dat op 28 januari 2020 was genomen, waarin de sluiting van haar woning werd bevolen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in haar woning, waar 225 hennepplanten waren aangetroffen. Eiseres verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij het niet eens was met de sluiting van haar woning.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was en niet onevenredig. Eiseres voerde aan dat er geen sprake meer was van onrust in de omgeving en dat de sluiting niet noodzakelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de sluiting gerechtvaardigd was vanwege het brandgevaar dat voortkwam uit het illegaal stroomtappen en de omvang van de kwekerij. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de sluiting onevenredig was, en de voorzieningenrechter wees erop dat het tijdsverloop sinds de ontdekking van de kwekerij niet maakte dat de sluiting nu onevenredig was.

Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt dat bestuurlijke maatregelen zoals sluiting van een woning gericht zijn op het herstel van de openbare orde en niet als strafrechtelijke sanctie moeten worden gezien.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/4869 en 20/4870
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2020 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.W. Spanjer),
en

de burgemeester van de gemeente Zandvoort, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. El Jarroudi).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet per 10 februari 2020 de sluiting bevolen van de woning aan de [adres] voor de duur van drie maanden.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 13 februari 2020 (in de zaak met nummer HAA 20/631) heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit geschorst totdat op het bezwaar is beslist.
Bij besluit van 10 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter nogmaals verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de sluiting van de woning opgeschort tot een dag na de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was voor verweerder aanwezig M. van de Kamp.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Op 3 december 2019 is in de woning van eiseres een hennepkwekerij aangetroffen met 225 hennepplanten. Met toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en overeenkomstig de door hem vastgestelde 'Beleidsregels Damocles' (hierna: het beleid) heeft verweerder bij het bestreden besluit de woning van eiseres voor drie maanden gesloten.
3. Het geschil tussen partijen betreft uitsluitend de vraag of er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb op grond waarvan verweerder in afwijking van het beleid had moeten afzien van sluiting van de woning.
4. Eiseres voert in de eerste plaats aan dat sluiting van de woning niet noodzakelijk is omdat niet aannemelijk is dat er na het ontmantelen van de hennepkwekerij nog sprake is (geweest) van loop of onrust in de omgeving. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ernstig geval en dat sluiting van de woning noodzakelijk is. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin. Zoals verweerder terecht stelt was door het illegaal stroomtappen sprake van brandgevaar, niet alleen voor eiseres maar ook voor haar buren. Het gaat in dit geval verder om een relatief grote kwekerij, zodat aangenomen moet worden dat er sprake is of is geweest van loop naar de woning, in ieder geval door de diverse personen die werkzaamheden in en aan de kwekerij hebben verricht, zoals het verzorgen van de planten. Verweerder wijst er verder op dat onbekend is of eiseres nog steeds in contact staat met de personen waarvan zij zegt dat die haar hebben bedreigd en dat bijvoorbeeld niet duidelijk is of die personen eiseres nog steeds in het vizier hebben. Eiseres heeft op dit punt ter zitting verklaard dat zij na de ontmanteling van de kwekerij niets meer van deze personen heeft vernomen, maar deze enkele stelling is onvoldoende om ervan uit te gaan dat er geen loop meer is of zal zijn naar deze woning.
5.1
Eiseres voert verder aan dat sluiting van de woning niet evenredig is. Verweerder bestrijdt dit. De voorzieningenrechter bespreekt hierna de verschillende argumenten van eiseres.
5.2
Eiseres stelt dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid, omdat zij onder bedreiging door drie personen de exploitatie van de hennepkwekerij heeft moeten toelaten. Hoewel het op haar weg ligt om haar standpunt zo concreet mogelijk te onderbouwen, is zij daar niet in geslaagd. Eiseres had onder meer in de bezwaarprocedure aangeboden het proces-verbaal van het verhoor bij de politie te overleggen, maar dat heeft zij niet gedaan. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij een kenteken heeft doorgegeven aan de politie en dat zij bereid was om foto’s te bekijken bij de politie, maar dat deze zaak voor de politie geen prioriteit heeft. Ook ter onderbouwing hiervan heeft zij geen stukken overgelegd. De voorzieningenrechter acht op grond hiervan niet aannemelijk geworden dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Eiseres kan verantwoordelijk worden gehouden voor wat er in haar woning plaatsvindt.
5.3
Ook wijst eiseres erop dat sluiting van de woning voor drie maanden betekent dat zij gedurende die periode dubbele lasten zal hebben, die zij niet kan betalen. Deze omstandigheid maakt niet dat sluiting van de woning onevenredig is. Het is immers inherent aan de sluiting dat eiseres op zoek moet gaan naar andere tijdelijke woonruimte. Eiseres heeft niet met stukken of andere concrete feiten of omstandigheden onderbouwd dat zij door de sluiting van haar woning in zodanige financiële problemen komt dat verweerder om die reden van de sluiting had moeten afzien. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij geen andere woonruimte zal kunnen vinden voor die periode.
5.4
Verder wijst eiseres op het tijdsverloop, omdat inmiddels bijna een jaar is verstreken sinds het aantreffen van de hennepkwekerij. Het nu nog sluiten van de woning is dan ook onevenredig, aldus eiseres. Dit standpunt volgt de voorzieningenrechter niet. Immers maakt het enkele tijdsverloop sluiting van de woning niet onevenredig. Bovendien is niet gebleken dat verweerder niet voortvarend gehandeld zou hebben. De hennepkwekerij is aangetroffen op 3 december 2019, het primaire besluit is genomen op 10 februari 2020 en de beslissing op bezwaar is genomen binnen de daarvoor gestelde termijn.
5.5
Slotsom van het voorgaande is dat sluiting van de woning niet onevenredig is.
6. Eiseres stelt ten slotte dat sluiting van de woning bijna een jaar na het aantreffen van de kwekerij maakt dat in wezen sprake is van een strafrechtelijke sanctie. Dit betoog kan niet worden gevolgd. De sluiting van de woning van eiseres is een bestuurlijke maatregel, gericht op herstel van de openbare orde. Zoals hiervoor overwogen heeft verweerder kunnen aannemen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon-en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.