Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 oktober 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. R.G. van der Eijk).
Rechtbank Noord-Holland
Op 29 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, woonachtig in [woonplaats], een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Dit besluit, genomen op 28 augustus 2020, verplichtte verzoeker en een derde partij om hun erfafscheiding te verlagen tot een maximale hoogte van 2 meter. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de last. De voorzieningenrechter heeft op 6 oktober 2020 een ordemaatregel getroffen, waarbij het besluit is geschorst tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker en verweerder afgewogen. Verweerder stelde dat de schutting een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormde, omdat deze te hoog zou zijn en omwonenden zich onveilig voelden. Verzoeker daarentegen stelde dat hij de schutting had verhoogd om overlast van de derde partij te voorkomen en dat hij niet wilde dat hij kosten moest maken voor het verlagen van de schutting, terwijl de bezwaren nog niet waren behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker bij schorsing van het besluit zwaarder weegt dan de belangen van verweerder. Daarom werd het verzoek toegewezen en werd het primaire besluit geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.