ECLI:NL:RBNHO:2020:912
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzoek tot aanhouding van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wsnp
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar had eerder, op 25 oktober 2016, de toepassing van de schuldsaneringsregeling aangevraagd, welke regeling een looptijd van drie jaar heeft. De rechtbank heeft de behandeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aanvankelijk gepland op 5 november 2019, maar op verzoek van de schuldenaar is deze behandeling aangehouden tot 21 januari 2020. De schuldenaar verzocht om aanhouding van de beëindiging in afwachting van diverse (klacht)procedures die hij had lopen tegen de bewindvoerder en de rechter-commissaris, alsook andere procedures met betrekking tot faillissementen waarbij hij betrokken was.
De rechtbank heeft het verzoek van de schuldenaar om de schuldsaneringsregeling niet te beëindigen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het enkel ging om de vraag of de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling was nagekomen. De bewindvoerder had gerapporteerd dat de schuldenaar aan zijn verplichtingen had voldaan, en de rechter-commissaris had dit oordeel bevestigd. Geen van de schuldeisers had redenen aangedragen om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen en dat hij recht had op een 'schone lei'.
De rechtbank heeft bepaald dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat het vonnis in kracht van gewijsde gaat. Tevens zijn de kosten van de bewindvoerder vastgesteld op € 3.215,90, en zijn de kosten van het onderzoek door de arbeidsdeskundige ten laste van de Staat gekomen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.J. Bellaart en kan binnen acht dagen na de uitspraak door een advocaat in hoger beroep worden aangevochten.