ECLI:NL:RBNHO:2020:912

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
C/15/16/666 R
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot aanhouding van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wsnp

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar had eerder, op 25 oktober 2016, de toepassing van de schuldsaneringsregeling aangevraagd, welke regeling een looptijd van drie jaar heeft. De rechtbank heeft de behandeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aanvankelijk gepland op 5 november 2019, maar op verzoek van de schuldenaar is deze behandeling aangehouden tot 21 januari 2020. De schuldenaar verzocht om aanhouding van de beëindiging in afwachting van diverse (klacht)procedures die hij had lopen tegen de bewindvoerder en de rechter-commissaris, alsook andere procedures met betrekking tot faillissementen waarbij hij betrokken was.

De rechtbank heeft het verzoek van de schuldenaar om de schuldsaneringsregeling niet te beëindigen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het enkel ging om de vraag of de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling was nagekomen. De bewindvoerder had gerapporteerd dat de schuldenaar aan zijn verplichtingen had voldaan, en de rechter-commissaris had dit oordeel bevestigd. Geen van de schuldeisers had redenen aangedragen om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen en dat hij recht had op een 'schone lei'.

De rechtbank heeft bepaald dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat het vonnis in kracht van gewijsde gaat. Tevens zijn de kosten van de bewindvoerder vastgesteld op € 3.215,90, en zijn de kosten van het onderzoek door de arbeidsdeskundige ten laste van de Staat gekomen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.J. Bellaart en kan binnen acht dagen na de uitspraak door een advocaat in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
insolventienummer: C/15/16/666 R
vonnis van 28 januari 2020
in de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
schuldenaar.

1.De procedure

1.1.
Bij vonnis van 25 oktober 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van schuldenaar.
1.2.
De rechter-commissaris noch de rechtbank heeft aanleiding gezien om de wettelijke looptijd van de schuldsanering te wijzigen. De looptijd van de regeling bedraagt derhalve drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen.
1.3.
De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag gedaan over de wijze waarop schuldenaar aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Vanwege het verstrijken van de termijn was de behandeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling door de rechtbank aanvankelijk pro forma gepland ter zitting van 5 november 2019.
1.4.
Schuldenaar heeft bij schrijven van 1 november 2019 de rechtbank verzocht de behandeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aan te houden, opdat er een mondelinge behandeling kan plaatsvinden.
1.5.
Naar aanleiding van voormeld verzoek van schuldenaar heeft de rechtbank de behandeling van de beëindiging van de schuldsanering bepaald op 21 januari 2020. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.

2.De beoordeling

2.1.
Schuldenaar heeft verzocht de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aan te houden in afwachting van diverse thans lopende (klacht)procedures – waaronder (onder veel meer) klachten tegen de bewindvoerder en de rechter-commissaris alsook (klacht)procedures met betrekking tot faillissementen waarbij schuldenaar betrokken is – en in afwachting van (klacht)procedures die schuldenaar voornemens is aanhangig te maken.
2.2.
Het verzoek van schuldenaar om de schuldsaneringsregeling nog niet te beëindigen, wordt door de rechtbank gepasseerd. Immers, het gaat in deze procedure – die op de artikelen 352-354 Fw is gegrond – uitsluitend om de beantwoording van de vraag of de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en, indien er sprake is van een tekortkoming, of deze aan schuldenaar kan worden toegerekend. Indien hiervan geen sprake is dient aan de schuldenaar aan het einde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een ‘schone lei’ te worden verleend, met het in artikel 358 lid 1 Fw vermelde gevolg. Het belang dat schuldenaar stelt, zoals hiervoor onder 2.1. weergegeven, is geen zelfstandige grond voor verlenging van de schuldsaneringstermijn (waar het verzoek tot aanhouding in feite op neerkomt). In deze procedure kan niet worden opgekomen tegen beslissingen in andere (klacht)procedures. Dit laat onverlet dat schuldenaar (klacht)procedures kan voortzetten/aanhangig kan maken, nadat de schuldsaneringsregeling is geëindigd.
2.3.
De bewindvoerder heeft geconcludeerd dat schuldenaar zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. De rechter-commissaris heeft zich bij dat oordeel aangesloten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Zodanige redenen zijn overigens ook niet gebleken.
2.4.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat schuldenaar niet is tekortgeschoten in de nakoming van één of meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Daarom zal aan schuldenaar de schone lei worden toegekend.
2.5.
De schuldsaneringsregeling zal zijn beëindigd op het moment dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
2.6.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De vergoeding voor de bewindvoerder is berekend op € 3.215,90 (inclusief onkostenvergoeding en omzetbelasting).
2.7.
De rechtbank zal de in de schuldsaneringsregeling gevallen kosten van het onderzoek door de arbeidsdeskundige vaststellen en bepalen dat deze, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat komen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt vast dat schuldenaar niet in de nakoming van één of meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekort geschoten;
3.2.
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
3.3.
verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
3.4.
stelt het salaris van de bewindvoerder (inclusief onkosten en omzetbelasting) vast op het totaal van het aanwezige actief groot € 2.815,02 te vermeerderen tot ten hoogste € 3.215,90 met de door de bewindvoerder mogelijk nog (te) ontvangen inkomsten op de boedelrekening;
3.5.
beveelt dat de in de schuldsaneringsregeling bevolen kosten van het onderzoek door de arbeidsdeskundige ad € 203,89 voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden betaald, ten laste van de Staat komen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 28 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.Tegen dit vonnis kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend door een advocaat, binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.