ECLI:NL:RBNHO:2020:9134

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
8 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19_3583
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bedrijfskapitaal op basis van levensvatbaarheid en deskundigenadvies

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon en eisers, die een aanvraag voor bedrijfskapitaal hadden ingediend op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag werd afgewezen omdat het advies van SBMO Consultants aangaf dat de levensvatbaarheid van het bedrijf niet voldoende was. Eisers, die een lunchroom runnen, wilden hun bedrijf verplaatsen naar een nieuwe locatie en vroegen een krediet van € 75.000,- aan. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich terecht baseerde op het advies van SBMO, dat concludeerde dat de nieuwe onderneming te veel risico's met zich meebracht en dat de verwachte omzet niet haalbaar was. De rechtbank vond dat eisers onvoldoende objectieve gegevens hadden overgelegd om hun stelling dat het bedrijf levensvatbaar was te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3583

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] ,
eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon,

verweerder,
(gemachtigden: P. van Oldemark, A.C. Klaver en D. Schoonhagen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) afgewezen.
Bij besluit van 22 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Eiser [eiser] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voorts was P. Oudeman van SBMO Consultants aanwezig.

Overwegingen

1.1
Eisers zijn per 1 september 2017 een lunchroom genaamd [naam 1] gestart in een winkelcentrum in [plaats] . Begin 2020 wordt aan het winkelcentrum een nieuw en groter huurpand gebouwd waarop een horecabestemming rust. Eisers willen hun bedrijf daarheen verplaatsen. Voor de verbouwing en inrichting hebben eisers een krediet nodig ter hoogte van € 75.000,-. Omdat zij dit niet uit eigen middelen kunnen financieren, hebben ze op 7 februari 2019 een aanvraag ingediend op grond van de Bbz 2004.
1.2
Verweerder heeft SBMO Consultants (hierna SBMO) verzocht een advies uit te brengen over de levensvatbaarheid van het bedrijf. Op 14 mei 2019 heeft SMBO een rapport uitgebracht. Eisers hebben hierop uitvoerig schriftelijk gereageerd op 3 juni 2019. SBMO heeft vervolgens op 12 juni 2019 gereageerd en heeft geen aanleiding gezien het advies over de levensvatbaarheid te wijzigen.
1.3
Het advies van SMBO luidt het bedrijf van eisers niet te verplaatsen omdat het naar verwachting niet levensvatbaar is. Daaraan is het volgende ten grondslag gelegd. Eisers beschikken over voldoende vakkennis en de marktomstandigheden zijn als gematigd positief aan te merken. De kredietbehoefte is door SMBO geraamd op € 112.000,- inclusief € 17.400,- btw-voorfinanciering op de investeringen. Een aflossingstermijn van 5 jaar acht SBMO gelet op de 66-jarige leeftijd van eiser passend. De begroting voor 2019 van de huidige lunchroom is voldoende voor de betaling van de privé-onttrekkingen en om op lopende financiering te kunnen aflossen. Er is bij het huidige bedrijf sprake van een levensvatbare bedrijfsvoering, ware het niet dat het huurcontract voor deze locatie voor bepaalde tijd is getekend, zodat eisers op 1 september 2019 uit het pand moeten. Eisers begroten voor 2020 en 2021 een omzet van respectievelijk € 185.000,- en € 203.000,-. Dit acht SBMO niet haalbaar na verplaatsing van het bedrijf. Na telefonisch overleg op 13 juli 2019, heeft eiser de omzetbegroting voor 2020 naar beneden bijgesteld tot € 160.000,-. Voorts betreft de huidige en voorgenomen locatie volgens SBMO een solitaire ligging. Een gemiddelde opbrengst van € 1.200,- tot € 1.400,- per m2 acht SBMO maximaal haalbaar voor de voorgenomen locatie, rekening houdend met openingstijden, assortiment en concurrentie. Er is geen aanleiding om van een hogere omzet uit te gaan voor 2020 en 2021. Het exploitatieresultaat is na verhuizing negatief en derhalve onvoldoende om de privé-onttrekkingen te kunnen betalen en de leningen te kunnen aflossen.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het advies van SBMO en heeft geconcludeerd dat de nieuwe onderneming van eisers teveel risico’s kent. Verweerder heeft erkend dat de afwijzing een negatieve wending geeft aan eisers plannen, zeker nu zij reeds een huurcontract ondertekend hebben voor de nieuwe locatie voor een periode van 10 jaar tegen een huurprijs van € 1.333,33 exclusief btw. Eisers hebben bij de beoordeling van hun aanvraag en tijdens de behandeling van het bezwaar hun motivatie voor het betrekken van een nieuw pand voor hun horecabedrijf en argumenten tegen het advies van SBMO schriftelijk kenbaar gemaakt. Ook zijn zij hierover in bezwaar, tijdens een gesprek op 16 juli 2019 in aanwezigheid van medewerkers van verweerder, gehoord.
3.1
Eisers betwisten de inhoud van het rapport van SBMO. Het rapport zit volgens hen vol fouten en gaat uit van verkeerde aannames. Inmiddels is de huurovereenkomst met de verhuurder van de huidige unit verlengd tot 31 augustus 2021 of zoveel eerder als de nieuwe unit klaar is. Er is dus geen sprake van een periode zonder omzet en inkomsten. Het bedrag dat eisers verzoeken bedraagt € 75.000,- en niet € 112.000,- zoals SBMO stelt. Volgens eisers is een bedrag van € 75.000,- voldoende aangezien ze zelf een deel van de verbouwing uitvoeren. Bovendien gaat SBMO ten onrechte uit van een aflossingstermijn van 5 jaar terwijl de huidige wet 10 jaar aangeeft. Eisers hebben gevraagd om een aflossingstermijn van 8 jaar tegen een rente van 8%. De btw- voorfinanciering van € 17.400,- willen eisers niet opnemen in de lening, omdat over de btw afspraken zijn te maken met leveranciers. Daarnaast gaat verweerder er ten onrechte vanuit dat in de nieuwe unit het bedrijf zonder medewerkers wordt gerund terwijl eisers 1 fte verdeeld over twee personen nodig hebben. Volgens het rapport van SBMO is de horeca goed vertegenwoordigd in de gemeente. Echter uit onderzoek van Moes Ruimte en Milieu uit 2017 blijkt dat het aanbod achterloopt bij vergelijkbare gemeentes. Verder heeft SBMO in de financiële analyse onder balansen gemiddelden gebruikt die volgens eisers te hoog zijn. Eisers hebben de kosten voor de apparatuur begroot op daadwerkelijke prijzen, niet op gemiddelden. Verder gaat SBMO bij privébezittingen en –schulden uit van de WOZ waarde van de woning van eisers van € 203.000,- terwijl soortgelijke woningen in hun straat onlangs zijn verkocht voor € 255.000,- en € 235.000,-. Onduidelijk is ook op grond van welke informatie SBMO komt tot een prognose van de omzet. In de toelichting bij de exploitatiebegrotingen gaat SBMO er ten onrechte vanuit dat een omzet van € 2.600,- per m2 past bij winkels in bijvoorbeeld Schagen en dat voor de locatie van eisers nieuwe unit slechts een bedrag van € 1.100,- tot € 1.400,- per m2 zou gelden. De begrotingsomzet op de huidige locatie is in 2019 € 80.000,-. In 2018 was dat € 60.000,-. Dat zou volgens eisers dan tot een omzet in 2020 kunnen leiden van € 105.000,-. De nieuwe locatie is dubbel zo groot en is meer uren open dus eisers achten een omzet van ongeveer € 185.000,- reëel. Eisers betwisten dat voor privé-onttrekkingen € 24.400,- per jaar nodig is. SBMO heeft daarbij geen rekening gehouden met het feit dat eiser sinds 19 juli 2019 AOW en een pensioen ontvangt ter hoogte van € 1.028,30 netto per maand. Voor 2020 rekent SBMO dan ook ten onrechte met een bedrag van € 8.400,-. Het advies van SBMO om af te zien van verplaatsing van het bedrijf is niet mogelijk omdat die keus er niet is, gelet op de reeds gesloten huurovereenkomst voor de nieuwe locatie. Eisers hebben een liquiditeitsbegroting gemaakt op grond van informatie van de Rabobank en Horeca Nederland. Daarbij hebben ze tevens gebruik gemaakt van hun kennis van hun vorige bedrijf, [naam 2] , en hun huidige bedrijf.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.2
Een levensvatbaar bedrijf is op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf en voor de voorziening in het bestaan. Dit betekent dat het inkomen toereikend moet zijn om alle aflossingsverplichtingen te voldoen, dat voldoende middelen beschikbaar zijn om het bedrijf op peil te houden en dat voorts wordt voorzien in de kosten van het bestaan.
3.3
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbz 2004 kan algemene bijstand worden verleend aan de zelfstandige die gedurende een redelijke termijn als zodanig werkzaam is geweest en wiens bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004 kan bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal slechts worden verleend aan de zelfstandige, bedoeld in de onderdelen a, b en c van het eerste lid.
Op grond van artikel 15 wordt bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal verleend met inachtneming van het volgende:
a.(..);
b. de looptijd van de geldlening is ten hoogste tien jaar.
3.4
Volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1925, kan een bijstandverlenend orgaan zich bij zijn besluitvorming inzake vragen over levensvatbaarheid van bedrijven baseren op adviezen van deskundige instanties als SBMO.
3.5
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder zich baseren op het advies van SBMO om de aanvraag van eisers om bedrijfskapitaal af te wijzen. Niet is gebleken dat het onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. De rechtbank acht het rapport van SBMO voldoende inzichtelijk en kan de conclusies die in het rapport zijn getrokken omtrent de levensvatbaarheid van het bedrijf van eisers volgen. De rechtbank is niet gebleken dat het advies feitelijke onjuistheden bevat of ondeugdelijk is gemotiveerd. SBMO heeft het ondernemingsplan voor de nieuwe locatie en de financiële stukken van de onderneming op de huidige locatie bestudeerd, een gesprek gevoerd met eiser en markt- en bronnenonderzoek verricht. Vervolgens is SBMO op 12 juni 2019 schriftelijk ingegaan op de reactie van eisers op het adviesrapport. Samengevat heeft SBMO aan het advies ten grondslag gelegd dat eisers weliswaar ervaring hebben op het gebied van zelfstandig ondernemerschap en dat hun horecaonderneming op de huidige locatie levensvatbaar is, maar dat bij een verplaatsing naar de nieuwe locatie het exploitatieresultaat negatief is, waardoor het onvoldoende is om de privé-onttrekkingen van te betalen en leningen te kunnen aflossen. Aan deze conclusie heeft SBMO ten grondslag gelegd dat de nieuwe locatie meer attractief is. Het biedt ruimte voor meer zitplaatsen, het assortiment zal worden uitgebreid en de openingstijden kunnen worden verruimd. Er is echter ook sprake van concurrentie en een solitaire ligging in een winkelcentrum dat niet is gericht op recreatief winkelen. SBMO acht de door eisers verwachte omzetgroei dan ook niet haalbaar. Verder omvat het advies een financiële analyse en is de kredietbehoefte en financiële positie van eisers in kaart gebracht, waarbij SBMO een met cijfers onderbouwde prognose van de te verwachten bedrijfsresultaten heeft gegeven en tot de conclusie komt dat de kredietbehoefte van eisers groter is dan zij hebben voorzien. SBMO heeft in het rapport voldoende toegelicht waarom het van bepaalde bedragen en een aflossingstermijn van 5 jaar is uitgegaan.
3.6
Eisers hebben geen objectieve gegevens, bijvoorbeeld een tegenadvies, ingebracht die hun stelling dat het bedrijf wel levensvatbaar is afdoende onderbouwen. Het door eisers overgelegde ondernemingsplan, waarin gunstige prognoses zijn opgenomen, is daartoe onvoldoende. Het plaatsen van kritische kanttekeningen bij het advies van een door het bestuursorgaan geraadpleegde deskundige (in dit geval SBMO) en eigen verwachtingen van de zelfstandige ondernemer omtrent de te verwachten omzet en over de levensvatbaarheid, vormen onvoldoende tegenwicht tegen het advies van de deskundige. De conclusie is dan ook dat verweerder op basis van de inhoud van dit advies op goede gronden het door eiser als bijstand gevraagde bedrijfskapitaal heeft afgewezen.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter, en mr. L.M. Kos en mr. A.R. ten Berge, leden, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.