In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering of nachtelijke vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Genève op 12 juli 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier een vervoersovereenkomst had met Easyjet Switzerland S.A. en dat de vlucht geannuleerd of nachtelijk vertraagd was. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering of vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van dergelijke omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat de vertraging niet kon worden voorkomen.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.