ECLI:NL:RBNHO:2020:9179
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geringe afwijking van de verleende omgevingsvergunning voor windturbine in Andijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik over de handhaving van een omgevingsvergunning voor een windturbine. Eiser had in 2017 twijfels geuit over de hoogte van de nieuwe windturbine in vergelijking met de verleende vergunning. Het college heeft het verzoek om handhaving afgewezen, wat eiser heeft bestreden. De rechtbank heeft eerder in 2019 een uitspraak gedaan die het college opdroeg om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. In het bestreden besluit van 22 augustus 2019 verklaarde het college het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 14 juli 2020 heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat de gerealiseerde windturbine significant hoger was dan vergund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de windturbine inderdaad in afwijking van de vergunning is gebouwd, maar oordeelde dat de afwijking van 1,22 meter relatief gering is. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om niet handhavend op te treden, gezien de geringe afwijking en het algemeen belang van handhaving. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.