ECLI:NL:RBNHO:2020:9693

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
20_5458 en 20_5457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiseres op 14 april 2020 en 27 mei 2020 klachten ingediend bij verweerder, de Bewaarder van het kadaster en de openbare registers, over de verwerking van gegevens met betrekking tot een perceel. De klachten werden door verweerder behandeld, maar de e-mailberichten van 2 juli 2020, waarin op de klachten werd gereageerd, werden niet als besluiten aangemerkt. Eiseres maakte bezwaar tegen deze e-mailberichten, maar verweerder verklaarde dit bezwaar op 15 september 2020 niet-ontvankelijk. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op 20 november 2020 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de e-mailberichten van 2 juli 2020 niet zijn aan te merken als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat ze niet gericht waren op rechtsgevolg. Hierdoor was er geen mogelijkheid tot bezwaar en was het beroep kennelijk ongegrond. Daarnaast werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen wegens gebrek aan connexiteit, aangezien het beroep inmiddels was beslist. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2020. Tegen de uitspraak op het beroep kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na verzending, terwijl tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/5458 (beroep) en HAA 20/5457 (voorlopige voorziening)
uitspraak van 20 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het beroep en van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

drs. [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de Bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder.

Procesverloop

Op 14 april 2020 en 27 mei 2020 heeft eiseres klachten ingediend bij verweerder waarin zij – kort gezegd – heeft aangegeven dat het kadaster gegevens in de registratie betreffende het perceel [perceel] (hierna: het perceel) niet goed heeft verwerkt.
Bij e-mailberichten van 2 juli 2020 is door een medewerker van het kadaster gereageerd op de beide klachten.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de e-mailberichten van 2 juli 2020.
Bij besluit van 15 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
beroep
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder de op 14 april 2020 en 27 mei 2020 middels het daartoe geëigende formulier ingediende klachten terecht als zodanig heeft aangemerkt en afgehandeld. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de e-mailberichten van 2 juli 2020 in reactie op de ingediende klachten niet zijn aan te merken als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daartoe is redengevend dat genoemde e-mailberichten niet zijn gericht op rechtsgevolg. Nu de e-mailberichten niet zijn aan te merken als besluiten als hiervoor bedoeld, heeft daartegen op grond van artikel 8:1, gelezen in samenhang met artikel 7:1, van de Awb, ook geen bezwaar opengestaan. Verweerder heeft het door eiseres tegen de e-mailberichten van 2 juli 2020 gemaakte bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
Voorlopige voorziening
4. Op grond van de artikelen 8:81 en 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb kan op een verzoek om voorlopige voorziening alleen inhoudelijk worden beslist zolang het beroep aanhangig is. Aan deze eis van formele connexiteit wordt niet meer voldaan nu op het beroep wordt beslist.
5. Gelet op het voorgaande zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen.
Beroep en voorlopige voorziening
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van
mr.P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 november 2020.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.