ECLI:NL:RBNHO:2020:9787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
15-198124-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van heroïne met opzet door verdachte

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van ruim 4 kilo heroïne. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van de in de auto aangetroffen heroïne, die was verborgen in de kofferbak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is, gezien de omstandigheden waaronder de heroïne werd aangetroffen en de specifieke informatie die anderen over de verdachte hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoon aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 11 november 2020, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gevolgd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-198124-20 (P)
Uitspraakdatum: 25 november 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J.V. van Venrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam - Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 in de gemeente Castricum, in elk geval in Nederland
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 4000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de verdovende middelen opzettelijk heeft vervoerd, omdat verdachte geen wetenschap had van de in de auto aangetroffen verdovende middelen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Op 1 augustus 2020 rond 00.30 uur werd verdachte als bestuurder (en enige inzittende) van een op naam van medeverdachte [medeverdachte] gehuurde auto aangehouden in Castricum. In de kofferbak van de auto werd onder de afneembare kofferbak vloerbekleding (de rechtbank begrijpt: het afneembare stoffen deksel in de kofferbak) een plastic tas aangetroffen met daarin acht pakketten heroïne met een totaalgewicht van ruim vier kilo.
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn eigen auto onderweg was naar een vriend genaamd [naam] in Castricum om daar een biertje te gaan drinken. Onderweg naar deze vriend begon zijn auto mankementen te vertonen, waarop verdachte heeft besloten bij een andere vriend, genaamd [medeverdachte] , in Beverwijk te stoppen. Verdachte heeft vervolgens de door [medeverdachte] gehuurde auto geleend om naar [naam] te gaan. Verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de in de auto aangetroffen pakketten met heroïne.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
In de door verdachte bestuurde auto is ruim vier kilo heroïne aangetroffen. Als feit van algemene bekendheid moet worden aangenomen dat de in beslag genomen hoeveelheid heroïne een zeer aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk dat een organisatie die zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen, de heroïne onbeheerd zou achterlaten in een auto of die auto zou laten uitlenen aan iemand buiten de organisatie terwijl de heroïne zich nog in de auto bevindt. De rechtbank stelt verder vast dat de verklaring van verdachte - dat hij onderweg was naar een vriend genaamd [naam] - vaag en niet verifieerbaar is. Verdachte noemt geen achternaam en heeft verklaard dat hij niet over de adresgegevens van [naam] beschikt. Verdachte wist alleen de postcode van het woonadres van [naam] , hetgeen zou zijn opgeslagen in de navigatiegeschiedenis in de telefoon van verdachte. Verdachte heeft echter geweigerd om de inlogcode van zijn telefoon te geven aan de politie. Daarnaast betrekt de rechtbank bij haar oordeel het volgende. In de middag van 1 augustus 2020 (dus vrij kort na de aanhouding van verdachte) zijn er twee mannen twee keer bij de woning van de ouders van verdachte langs geweest. Deze mannen beschikten over specifieke informatie: de naam van verdachte, dat hij was aangehouden en de hoeveelheid drugs die verdachte bij zich had. Omstreeks 16.00 uur hebben zij aan de vader van verdachte medegedeeld dat hij binnen 24 uur het geld moest betalen wat [verdachte] kwijt was geraakt. Om 17.45 uur kwamen de mannen opnieuw naar de woning van de ouders van verdachte. De vader van verdachte werd gesommeerd 100.000 euro te betalen, omdat verdachte was gepakt met vier kilo drugs. Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de in beslag genomen heroïne in de auto, ongeloofwaardig en zal deze derhalve terzijde schuiven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 1 augustus 2020 opzettelijk heroïne heeft vervoerd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 augustus 2020 in de gemeente Castricum, opzettelijk heeft vervoerd, (ongeveer) 4000 gram heroïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de onder verdachte in beslag genomen telefoon terug te geven aan verdachte.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en heeft verzocht een deels voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim vier kilo heroïne. In de kofferbak van de auto waarin verdachte is aangehouden werd een plastic tas aangetroffen met daarin acht pakketten met heroïne. Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en kunnen, direct en indirect, leiden tot diverse vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent het verdachte aan, hieraan een bijdrage te hebben geleverd. Gelet op de aard en de ernst van het feit komt slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf als passende straf in aanmerking. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de LOVS oriëntatiepunten voor het vervoer van harddrugs.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een opiumdelict is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Huawei telefoon, dient te worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Huawei telefoon
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. M.E. Hinskens-van Neck, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2020.
mr. Hinskens-van Neck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.