Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
beoordelingskader
belangenafweging
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen de Stichting Regionale Instelling voor Beschermd Wonen Kennemerland/Amstelland en de Meerlanden (RIBW) naar aanleiding van een ontruimingsvonnis dat op 6 augustus 2021 door de voorzieningenrechter was uitgesproken. RIBW had [eiser] gedagvaard met de vordering tot ontruiming van het gehuurde, omdat zij de zorg-huurovereenkomst rechtsgeldig had opgezegd. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 augustus 2021 en verzocht om de ontruiming op te schorten totdat het hof uitspraak doet.
De kantonrechter heeft op 19 oktober 2021 de vordering van [eiser] afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het belang van RIBW bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om de ontruiming uit te stellen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen kennelijke juridische misslag was in het eerdere vonnis en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de huurovereenkomst afhankelijk was van de zorgovereenkomst. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de belangen van [eiser] bij behoud van de woning niet zwaar genoeg wogen om af te wijken van het uitgangspunt dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer kan worden gelegd.
De proceskosten zijn voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen en de proceskosten vastgesteld op € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van RIBW. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.