ECLI:NL:RBNHO:2021:11090

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
HAA 21/4506
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek tegen gemeente Zaanstad met betrekking tot metaal recycling bedrijf

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit zeven B.V.'s, op 14 juli 2021 een handhavingsverzoek ingediend bij de gemeente Zaanstad tegen een metaal recycling bedrijf. Aangezien de gemeente niet tijdig op dit verzoek heeft gereageerd, hebben eisers op 8 oktober 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet binnen de wettelijk vereiste termijn van acht weken op het verzoek heeft beslist, wat leidde tot een ingebrekestelling door eisers op 9 september 2021. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente, ondanks het feit dat de overlast inmiddels was ongedaan gemaakt, alsnog verplicht is om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op het handhavingsverzoek. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de gemeente opgedragen het betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden en de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 374,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E. Jochem en is openbaar uitgesproken op 3 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] B.V.,

[eiser 2] B.V.,
[eiser 3] B.V.,
[eiser 4] B.V,
[eiser 5] B.V.,
[eiser 6] B.V.,
[eiser 7],
allen gevestigd te [woonplaats]
hierna te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder.

Inleiding

Eisers hebben op 14 juli 2021 verweerder verzocht handhavend op te treden jegens metaal recycling bedrijf [naam] B.V. gevestigd aan de [locatie] te [woonplaats].
Bij brief van 8 oktober 2021 hebben eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun handhavingsverzoek van 14 juli 2021.
Verweerder heeft bij brief van 3 november 2021 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eisers hebben hun handhavingsverzoek ingediend bij brief van 14 juli 2021. Op grond van artikel 4:13, tweede lid, van de Awb moet verweerder binnen acht weken op dit verzoek beslissen. Verweerder had dus uiterlijk op 8 september 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij.
4. Eisers hebben verweerder bij brief van 9 september 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
5. Verweerder meldt in zijn verweerschrift dat hij tot op heden nog geen besluit heeft kunnen nemen op het handhavingsverzoek van eisers omdat het verzoek pas op 30 september 2021 bij de juiste mensen is terechtgekomen. Inmiddels is de overlast ongedaan gemaakt. Hoewel er dus nog geen besluit is genomen is er geen sprake meer van overlast.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Nu verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond.
9. Ingevolge artikel 8:55c van de Awb stelt de rechtbank indien het beroep gegrond is desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast. Eisers hebben in hun beroepschrift verzocht om vaststelling van deze dwangsom. In artikel 4:17, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien een besluit niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder na de ingebrekestelling niet binnen twee weken nadien een besluit heeft genomen op het verzoek en dat inmiddels meer dan 42 dagen zijn verstreken. Ook de termijn van artikel 4:18, eerste lid van de Awb is inmiddels verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder inmiddels het maximale bedrag van € 1.442,- heeft verbeurd.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift). Die punten hebben een waarde van € 374,- bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 374,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het verzoek bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb heeft verbeurd van in totaal € 1.442,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.