ECLI:NL:RBNHO:2021:11318

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
HAA21/2338
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering om besluit te nemen inzake kapvergunning voor bomen en ontvankelijkheid bezwaar

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K. van Driel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, vertegenwoordigd door mr. L.M. Offerman. De zaak betreft een verzoek van eiser om vijf bomen als (kap-)vergunningplichtig aan te merken. Dit verzoek werd door verweerder per e-mail op 16 december 2020 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd bij besluit van 8 april 2021 ongegrond verklaard, waarop eiser beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2021 behandeld via een beeldverbinding. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de e-mail van 16 december 2020 moet worden aangemerkt als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen, waartegen bezwaar openstaat. De rechtbank achtte het bezwaar van eiser ontvankelijk en oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat de bomen niet waardevol zijn volgens zijn beleid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van €181,00 moet vergoeden en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.496,00. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de bevoegdheidsgebreken in de besluitvorming van verweerder met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden gepasseerd. Eiser had onvoldoende argumenten aangedragen om te oordelen dat verweerder van zijn beleid had moeten afwijken. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2338
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2021 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K. van Driel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder
(gemachtigde: mr. L.M. Offerman).

Procesverloop

Per mail van 16 december 2020 heeft verweerder eisers verzoek afgewezen om een vijftal bomen als (kap-)vergunningplichtig aan te merken op de groene kaart van de gemeente Heemskerk.
Bij besluit van 8 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam].
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van €181,00 vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van €1.496,00.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Naar het oordeel van de rechtbank moet de e-mail van 16 december 2020 worden aangemerkt als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen op het door eiser gedane verzoek. Dat de ambtenaar die de mail heeft gestuurd mogelijk niet bevoegd was om dat te doen en dat er geen bezwaarclausule in de e-mail was opgenomen maakt dit niet anders.
2. Tegen deze schriftelijke weigering kan op grond van het bepaalde in artikel 6.2, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar worden gemaakt.
3. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiser tegen de mail van 16 december 2020 ontvankelijk is.
4. De door eiser opgeworpen vraag of verweerder bij zijn besluitvorming de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had moeten volgen als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb beantwoordt de rechtbank ontkennend, omdat dit niet bij wettelijk voorschrift of bij besluit van verweerder is bepaald (artikel 3:10, tweede lid, van de Awb).
5.1
Verweerder heeft in beroep erkend dat de weigering van 16 december 2020 onbevoegd is genomen. Tevens heeft verweerder erkend dat ook het besluit op bezwaar onbevoegd is genomen, omdat dit besluit in dit geval niet namens verweerder door een juridisch medewerker van het team Algemene Zaken had mogen worden genomen.
5.2
Bij brief van 17 november 2021 heeft verweerder de rechtbank de openbare besluitenlijst van de vergadering van verweerder doen toekomen, waaruit blijkt dat verweerder de weigering van 16 december 2020 en ook het bestreden besluit heeft bekrachtigd.
5.3
De bevoegdheidsgebreken zal de rechtbank gelet hierop met toepassing van het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb passeren.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit en onder verwijzing naar zijn beleidsregels genoegzaam gemotiveerd waarom de door eiser genoemde bomen niet als (kap-)vergunningsplichtig op de groene kaart zijn/worden vermeld. Daarbij heeft eiser onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat verweerder voor de door eiser genoemde bomen van zijn beleid had moeten afwijken. De enkele stelling van eiser dat hij de bomen wel voldoende waardevol vindt is daarvoor onvoldoende.
7. Het beroep is ongegrond.
7.1
De rechtbank ziet gelet op het geconstateerde bevoegdheidsgebrek wel aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.
7.2
De rechtbank ziet hierin voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers hebben moeten maken. Deze proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2021 door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.