Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres] . Zij heeft de woning vanaf 3 juni 2020 verhuurd aan [naam 2] .
3. Naar aanleiding van een anonieme melding over de mogelijke aanwezigheid van een hennepplantage en de vondst van een schrijven gericht aan het adres van de woning tussen hennepafval op 25 juni 2021 heeft de politie op 22 juli 2021 de woning binnengetreden. In de woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal 327 hennepplanten aangetroffen. Er was in de hoek van de woonkamer een gat in de vloer gemaakt, waaronder een kelder was gecreëerd. Daarin stonden 181 hennepplanten. In een slaapkamer stonden 146 hennepplanten. Op de zolder, achter een knieschot, werden 1.027 voorgedraaide joints verpakt in kunststof houders, 325 lege houders en 450 gram shaggruis aangetroffen.
4. De burgemeester heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om de kelder weer vol te storten om instortingsgevaar af te wenden. Daarna heeft de burgemeester op 19 augustus 2021 het voornemen tot het opleggen van bestuursdwang aan verzoekster gezonden. Daarop heeft verzoekster een zienswijze ingediend.
5. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen. De burgemeester heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat de teelt en de handel van hennep in woningen vanuit het oogpunt van openbare orde en de veiligheid van de woon- en leefomgeving niet acceptabel is. Het is algemeen bekend dat de teelt en handel plaatsvindt in een crimineel milieu. Daardoor zijn er allerlei ongewenste en risicovolle randverschijnselen zoals berovingen en overvallen. Daarnaast leidt de teelt ook tot brandgevaar. Er is elektriciteit gestolen en er is gebruik gemaakt van warmteproducerende apparatuur. Met het sluiten van de woning wil de burgemeester voorkomen dat de woning weer voor hennepteelt wordt gebruikt. Sluiting van de woning acht de burgemeester noodzakelijk en evenredig. Van bijzondere omstandigheden om van sluiting af te zien is niet gebleken.
6. Verzoekster voert – zakelijk weergegeven – aan dat haar geen enkel verwijt te maken valt voor de aanwezigheid van de hennepplantage. Alles was goed weggewerkt, waardoor bij een normale controle niets werd gevonden. Ook de politie heeft volgens verzoekster eerder naar aanleiding van anonieme tips niets kunnen constateren. Bij de politie heeft verzoekster haar onschuld al aangetoond, de zaak is geseponeerd. Verder voert verzoekster aan dat er geen enkel doel wordt gediend met sluiting van de woning. Verzoekster heeft grote schade geleden door het handelen van de huurster en voelt zich nu dubbel gestraft doordat de woning gesloten zou moeten worden. Verzoekster wijst op de nadelige financiële gevolgen die zij ondervindt door de sluiting doordat zij daardoor niet in staat is de gemaakte afspraken met de aannemer na te komen en de woning niet kan worden hersteld en verkocht.
7. De burgemeester stelt zich hierover op het standpunt dat het sluiten van een woning los staat van een strafrechtelijk traject. De afspraken die verzoekster met de aannemer heeft gemaakt zijn op eigen risico gemaakt. De burgemeester heeft niet gesuggereerd dat de aannemer vrijuit aan de slag kon, maar alleen tot moment van sluiting. Het algemeen belang (bescherming van de openbare orde en veiligheid) weegt zwaarder dan de schade die verzoekster lijdt.
8. Niet in geschil is dat sprake was van overtreding van de Opiumwet. Daarmee is de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan in beginsel gegeven.
9. Verzoekster betwist dat de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. In dat verband moet in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Hierbij moeten onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen.
10. Het uitgangspunt is dat bij een aanwezigheid van meer dan vijf planten in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning.Als uitgangspunt geldt verder dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel.Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Gelet op de grote hoeveelheid hennep die is aangetroffen, te weten 327 planten en 1.027 voorgedraaide joints is zonder meer sprake van handelshoeveelheden drugs die in de woning voorradig waren. Onder deze omstandigheden, waarbij ook de signalen die de politie ook volgens verzoekster heeft ontvangen over de woning worden betrokken, is de voorzieningenrechter van voorlopig oordeel dat sluiting van de woning noodzakelijk is.
11. Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. De beoordeling van de gevolgen van de sluiting voor verzoekster en de mate van verwijtbaarheid komen in dit kader aan de orde.
12. Op grond van de jurisprudentie leidt het mislopen van huurinkomsten op zichzelf niet tot onevenredigheid. Datzelfde geldt in dit geval voor de gevolgen van de sluiting voor het kunnen herstellen en voor de verkoop van de woning. Dat heeft voor verzoekster weliswaar financiële gevolgen, maar dat maakt de sluiting niet onevenredig.
13. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn pand. Van degene die een pand verhuurt, wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Niet in geschil is dat verzoekster niet betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Vaste rechtspraak brengt verder met zich dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een woning die zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die gericht zijn op het gebruik van het pand. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vooralsnog onvoldoende is gebleken dat verzoekster dergelijke controles heeft uitgevoerd. Dat de partner van verzoekster een keer per maand langskwam, is daarvoor onvoldoende. Dat hij, zoals toegelicht ter zitting, daarbij niet altijd binnen is geweest omdat de huurster dat niet wilde in verband met mogelijke besmetting met het Corona-virus, kan daar niet aan afdoen. Dat op filmpjes waarop de huurster het interieur van de woning liet zien, niet te zien was dat een kleed in de hoek van de kamer lag, waaronder de toegang tot de kelder was verborgen, is evenmin voldoende om te concluderen dat controle op het gebruik van de woning plaatsvond. De stelling dat ook de politie bij een eerder bezoek aan de woning niets heeft geconstateerd is niet met stukken onderbouwd. De gemachtigde van de burgemeester heeft ter zitting laten weten dat navraag is gedaan bij de politie maar dat van een eerder bezoek aan de woning geen aantekening bekend is.
14. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat de burgemeester het belang om tot sluiting van de woning over te gaan in verband met de openbare orde en veiligheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van verzoekster bij toegang tot de woning. De sluiting van de woning voor een periode van drie maanden is overeenkomstig het door de burgemeester gevoerde beleiden naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk.