ECLI:NL:RBNHO:2021:11528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
C/15/317676 / HA RK 21-120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming vereffenaar in internationale nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van de heer [naam 1], die op 11 februari 2013 is overleden. De verzoeker, die als curator was benoemd, verzocht de rechtbank om zijn dochter [naam 8] tot vereffenaar te benoemen op basis van artikel 4:204 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap internationale aspecten kent, aangezien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in [land] had en niet in Nederland. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het Nederlandse recht niet van toepassing is op de vereffening van de nalatenschap. De rechtbank heeft verder overwogen dat het Haags Erfrechtverdrag 1989 geen antwoord biedt op de vraag welk recht van toepassing is, en dat de vereffening van de nalatenschap dus niet onder Nederlands recht valt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot benoeming van een vereffenaar afgewezen, omdat de vereffening niet door Nederlands recht wordt beheerst. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.J. Bellaart.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/317676 / HA RK 21-120
Beschikking van 8 december 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende [plaats 1], gemeente [gemeente],
verzoeker,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 24 juni 2021;
- het faxbericht van mr. Jansen van 12 augustus 2021;
- de herziene versie van voornoemd verzoekschrift, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 30 september 2021.
1.2.
Overeenkomstig het verzoek van verzoeker heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 11 februari 2013 is te [plaats 2], [land], overleden de heer [naam 1] (hierna: erflater). Erflater had de [plaats 4] nationaliteit. Laatstelijk woonde hij in [land].
2.2.
Erflater heeft een deel van zijn (werkzame) leven doorgebracht in Nederland.
2.3.
Bij beschikking van 15 maart 1994 is erflater wegens verkwisting onder curatele gesteld met benoeming van verzoeker tot curator. De curatele is geëindigd door het overlijden van erflater.
2.4.
Op 21 januari 2008 heeft erflater in [plaats 3], [land], ten overstaan van een [plaats 4] notaris een testament laten opmaken. In dit testament heeft erflater het vruchtgebruik van al zijn goederen gelegateerd aan mevrouw [naam 2]. Daarnaast heeft erflater zijn zus met dubbele familieband mevrouw [naam 3], en zijn broers en zusters met enkele familieband de heer [naam 4], mevrouw [naam 5], mevrouw [naam 6] en de heer [naam 7] tot zijn erfgenamen benoemd.
2.5.
Tot de nalatenschap van erflater in Nederland behoren (onder meer) een woning aan de [adres], twee bankrekeningen (bij de ABN AMRO bank en de Regiobank) en schulden aan de Sociale Verzekeringsbank, aan het Pensioenfonds Hoogovens, aan de Belastingdienst en aan verzoeker (ter zake van nog niet uitbetaalde vergoeding als curator).
2.6.
Na het overlijden van erflater heeft een [plaats 4] advocaat namens de erfgenamen contact opgenomen met verzoeker. Het laatste contact tussen deze advocaat en verzoeker dateert uit 2014.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 4:204 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn dochter [naam 8] tot vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater.
3.2.
Verzoeker heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van een onbeheerde nalatenschap. Er is geen boedelnotaris of executeur aanwezig, en de erfgenamen hebben geen enkele inspanning verricht om de nalatenschap af te wikkelen. Verzoeker is belanghebbende bij dit verzoek, nu hij zijn taak als curator wenst te beëindigen door rekening en verantwoording af te leggen aan de vereffenaar van de nalatenschap. Daarnaast is verzoeker schuldeiser van de nalatenschap.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
De nalatenschap van erflater kent internationale aspecten. Dat betekent dat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verzoeker heeft zijn woonplaats [plaats 1]. Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter daarom rechtsmacht.
Toepasselijke recht
4.2.
Vervolgens moet worden vastgesteld welk recht van toepassing is op de vereffening van de nalatenschap en op de taak en bevoegdheden van de vereffenaar voordat kan worden toegekomen aan de vraag of (naar Nederlands recht) een vereffenaar kan worden benoemd.
4.3.
Anders dan verzoeker meent, geeft het Haags Erfrechtverdrag 1989 geen antwoord op de vraag welk recht op de vereffening van de nalatenschap van erflater van toepassing is, omdat de conflictregel uit dit verdrag niet de vereffening (en de verdeling) omvatte. Omdat de nalatenschap is opengevallen tussen 1 oktober 1996 en 17 augustus 2015 is artikel 10:149 BW van toepassing. Ingevolge artikel 10:149 lid 1 BW wordt de vereffening beheerst door het Nederlandse recht indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 4 van de Wet conflictrecht erfopvolging (hierna: WCErf), de gelijkluidende voorganger van artikel 10:149 BW, vallen hieronder onder meer de vraag wie bevoegd is tot vereffening en welke bevoegdheden hem toekomen. In aansluiting op de vereffeningsregel van artikel 10:149 lid 1 BW worden de taak en de bevoegdheden van een door de erflater aangewezen vereffenaar volgens artikel 10:150 BW door het Nederlandse recht beheerst indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had.
4.4.
Vastgesteld moet dus worden waar erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had. Blijkens de Memorie van Toelichting op de WCErf wordt onder “gewone verblijfplaats” in het algemeen verstaan: het land waar een natuurlijk persoon, alle feitelijke omstandigheden in aanmerking genomen, het centrum van zijn maatschappelijke leven heeft. Daarbij moet mede in aanmerking worden genomen de duurzaamheid van het verblijf en de bedoelingen van de betrokkene. Het is dus vooral een feitelijk begrip.
4.5.
Uit het dossier blijkt het volgende. Erflater had de [plaats 4] nationaliteit. Hij woonde en werkte lange tijd in Nederland, al vóór 1994 toen hij onder curatele is gesteld. Hij had een woning in eigendom in [plaats 5] en ontving een WAO-uitkering en later een pensioenuitkering. In 2008 heeft erflater in [land] een testament laten opmaken, waarin hij zijn broers en zussen als enige erfgenamen heeft benoemd (zie 2.4). Op 15 maart 2011 heeft verzoeker de gemeente [gemeente] meegedeeld dat erflater moet worden uitgeschreven, omdat hij inmiddels woonachtig is in [land]. Erflater heeft tot zijn overlijden in 2013 in [land] gewoond.
4.6.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat erflater is teruggekeerd naar [land] met de intentie daar te blijven wonen en dat hij (dus) zijn laatste gewone verblijfplaats in [land] had en niet in Nederland. Dit betekent dat in ieder geval niet het Nederlandse recht op de vereffening van de nalatenschap van toepassing is. Het Nederlandse internationaal privaatrecht kent geen gecodificeerde verwijzingsregel voor het op de afwikkeling van een nalatenschap toepasselijke recht, in het geval de laatste gewone verblijfplaats van de erflater buiten Nederland was gelegen. Voor de vraag welk recht dan wel op de vereffening van toepassing is, zal aansluiting gezocht moeten worden bij de regels van internationaal erfrecht van [land] als laatste gewone verblijfplaats van erflater.
4.7.
Het verzoek tot benoeming van een vereffenaar is gebaseerd op artikel 4:204 BW. Nu de vereffening niet door Nederlands recht wordt beheerst, is afdeling 4.6.3 BW, waaronder artikel 4:204 BW valt, niet van toepassing. Benoeming van een vereffenaar naar Nederlands recht is dan ook niet mogelijk. Reeds daarom zal het verzoek tot benoeming van een vereffenaar worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op
8 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1535