ECLI:NL:RBNHO:2021:11783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
9497963
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en loonvordering in faillissementscontext

In deze zaak verzoekt de werknemer, [werknemer], de kantonrechter om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met Medical Test Service B.V. (MTS) te vernietigen. De werknemer stelt dat de opzegging niet rechtsgeldig is, omdat deze is gedaan zonder toestemming van het UWV en zonder zijn instemming. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging niet als zodanig kan worden beschouwd, aangezien het whatsappbericht van de werkgever enkel melding maakt van het stoppen van het bedrijf en niet van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierdoor blijft de arbeidsovereenkomst bestaan en heeft de werknemer recht op loon, ondanks dat hij na de mededeling van de werkgever niet meer heeft gewerkt. De kantonrechter wijst de loonvordering van de werknemer toe, met uitzondering van een eerder ontvangen voorschot. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat MTS inmiddels faillissement heeft aangevraagd en alle bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemer, omdat MTS grotendeels ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9497963 \ AO VERZ 21-103
Uitspraakdatum: 21 december 2021
Beschikking in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. T. Stevovic
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Medical Test Service B.V.,
gevestigd te Zuidermeer
verwerende partij
verder te noemen: MTS
procederend in persoon
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst vernietigbaar heeft opgezegd door in een whatsapp bericht aan de werknemer te laten weten dat het bedrijf ermee stopt. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst hiermee niet is opgezegd. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging wordt daarom afgewezen. De loonvordering van de werknemer wordt wel toegewezen. Doordat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd, is de loondoorbetalingsplicht blijven bestaan. De primaire oorzaak dat de werknemer na het whatsapp bericht niet meer heeft gewerkt is immers gelegen in omstandigheden die in de risicosfeer van de werkgever liggen. Wel mag de werkgever op de loonbetaling een eerder door de werknemer ontvangen bedrag inhouden. De kantonrechter vindt namelijk aannemelijk dat partijen hadden afgesproken dat dit bedrag als voorschot op het salaris is betaald. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat tussen partijen niet in geschil is dat alle bedrijfsactiviteiten (blijvend) zijn gestaakt en omdat er inmiddels faillissement is aangevraagd door de werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft op 19 oktober 2021 een verzoek gedaan, primair om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Ook is een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende betaling van achterstallig loon. MTS heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 23 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 19 november 2021 nog stukken ingediend.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1996] , is sinds 1 juli 2021 in dienst bij MTS in de functie van IT-manager met een bruto maandsalaris van € 3.120,-, exclusief 8% vakantietoeslag bij een arbeidsomvang van 32 uur per week. Het betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd tot 1 januari 2022.
2.2.
Voor zijn indiensttreding bij MTS, heeft [werknemer] bij CTS gewerkt. CTS is een teststraatbedrijf dat medio 2021 failliet is gegaan. [A] (thans bestuurder/aandeelhouder van MTS, hierna: [A] ) was leidinggevende bij CTS. MTS is opgericht door [A] met de bedoeling een doorstart te maken met het teststraatbedrijf van CTS.
2.3.
Op of omstreeks 1 juli 2021 heeft MTS [werknemer] een bedrag van € 1.200,00 betaald.
2.4.
Op 8 juli 2021 heeft [A] aan zijn werknemers (waaronder [werknemer] ) een WhatsApp bericht gestuurd met de tekst: “
Beste swappers langs deze weg wil ik kenbaar maken het bedrijf te verlaten. Het bedrijf gaat over naar [naam].”
2.3.
Bij e-mail van 27 augustus 2021 heeft [werknemer] [A] verzocht het loon voor de maanden juli en augustus 2021 te betalen.
2.4.
Bij e-mail van 31 augustus 2021 heeft [A] [werknemer] geschreven dat hij [werknemer] op 1 juli 2021 al een voorschot van € 1.200,00 op het salaris heeft betaald. Verder heeft hij geschreven dat hij 8 juli 2021 al aan [werknemer] heeft verteld dat MTS door overmacht geen doorgang kon vinden en dat [werknemer] daarmee toen heeft ingestemd, waarna alles zonder discussie is afgerond. Tot slot heeft [A] [werknemer] een voorstel voor een minnelijke regeling gedaan.
2.5.
Bij e-mail van 6 september 2021 heeft [werknemer] [A] geschreven dat de betaling van € 1.200 geen voorschot voor salaris over juli betrof, maar een vergoeding voor in juni gewerkte uren. [werknemer] schrijft verder dat hij nooit heeft ingestemd met het beëindigen van de werkzaamheden en dat zijn contract op geen enkele manier is beëindigd. Tot slot laat [werknemer] weten dat het schikkingsvoorstel van [A] niet acceptabel is.
2.6.
In de daarop volgende periode hebben partijen (bijgestaan door hun gemachtigden) onderhandeld over een minnelijke regeling, maar daarover is geen overeenstemming bereikt.
2.7.
Op 23 november 2021 heeft MTS een aanvraag eigen faillissement ingediend bij deze rechtbank.

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
  • de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen;
  • MTS te veroordelen tot wedertewerkstelling binnen 24 uur na betekening van de beschikking tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag;
  • MTS te veroordelen tot betaling van het bruto maandsalaris van € 3.120,- vanaf 1 juli 2021 tot 1 januari 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
  • MTS te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid.
Subsidiair:
  • MTS te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 18.720,- bruto;
  • MTS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 93,60 bruto;
  • MTS te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris vanaf 1 juli 2021 tot 14 september 2021;
  • MTS te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 4.680,- bruto.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. De opzegging is in strijd met een opzegverbod, omdat MTS niet beschikt over toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. [werknemer] heeft ook nooit ingestemd met een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.
3.3.
Daarnaast verzoekt [werknemer] om een voorlopige voorziening voor de duur van de procedure in de vorm van het betalen van achterstallig salaris vanaf 1 juli 2021 tot 1 januari 2022, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten.

4.Het verweer

4.1.
MTS (vertegenwoordigd door [A] ) heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen het verzoek. Door MTS is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
[werknemer] is 1 juli 2021 in dienst gekomen. [werknemer] heeft toen een voorschot van € 1.200,00 op het salaris gekregen, waarvoor hij een formulier heeft ondertekend. In de periode vóór 1 juli 2021 heeft [werknemer] geen werkzaamheden voor mij verricht en in de periode vanaf 1 juli 2021 heeft hij ook nauwelijks gewerkt. Het was de bedoeling dat het bedrijf 15 juli 2021 open zou gaan, maar dat is niet gebeurd. Ik werd op 8 juli 2021 geconfronteerd met afpersing en bedreigingen en daardoor moest ik mijn bedrijf afstaan. Ook kon ik niet meer bij mijn administratie. In een Whatsappbericht van 8 juli 2021 heb ik [werknemer] en de andere werknemers laten weten dat het bedrijf niet van start kon gaan. [werknemer] was bekend met de hele situatie en liet weten dat hij andere prioriteiten had en zich zou gaan richten op zijn studie. Inmiddels is vandaag de faillissementsaanvraag ingediend.

5.De beoordeling

5.1.
[werknemer] heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zijn primaire verzoeken handhaaft, zodat de subsidiaire verzoeken (toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging) geen bespreking behoeven. Het gaat in deze zaak dus uitsluitend om de vraag of de opzegging door MTS moet worden vernietigd en of MTS moet worden veroordeeld tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon.
Faillissementsaanvraag
5.2.
Omdat het faillissement van MTS op de dag van de mondelinge behandeling en daaropvolgend de sluiting van het partijdebat (weliswaar was aangevraagd maar) nog niet was uitgesproken, zijn de artikelen 25 en 27-29 van de Faillissementswet (Fw) niet van toepassing en kan de kantonrechter in deze zaak uitspraak doen met rechtskracht tegenover de boedel (artikel 30 Fw).
Geen opzegging, geen beëindiging
5.3.
[werknemer] verzoekt om vernietiging van de opzegging, omdat de opzegging is gedaan zonder dat MTS beschikt over toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. [werknemer] stelt zich in dit verband op het standpunt dat MTS de arbeidsovereenkomst op 8 juli 2021 niet (met instemming van [werknemer] ) heeft opgezegd en dat [werknemer] pas op 14 september 2021 begreep dat MTS zich op het standpunt stelt dat de arbeidsovereenkomst 8 juli 2021 is opgezegd/geëindigd.
5.4.
De kantonrechter volgt het standpunt van [werknemer] dat van een rechtsgeldige opzegging geen sprake is geweest. In het whatsappbericht van [A] van 8 juli 2021 (2.4 bij de Feiten), waarvan de inhoud ter zitting door [A] is bevestigd, staat slechts dat [A] het bedrijf gaat verlaten en niet (ook) dat de arbeidsovereenkomst met [werknemer] wordt opgezegd/beëindigd. [werknemer] had dit whatsappbericht naar het oordeel van de kantonrechter dus niet als een opzegging van zijn arbeidsovereenkomst hoeven opvatten. Dat [werknemer] , zoals ter zitting door [A] is aangevoerd, volledig op de hoogte was van het feit dat het bedrijf geen doorgang kon vinden, leidt niet tot een ander oordeel. Het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten leidt namelijk niet automatisch tot een beëindiging van een arbeidsovereenkomst.
5.5.
Voor zover het standpunt van MTS zo moet worden begrepen dat [werknemer] met een opzegging door MTS heeft ingestemd, slaagt dat standpunt niet. Voor een opzegging met instemming van de werknemer is op grond van artikel 7:671 lid 1 BW vereist dat de werknemer schriftelijk met de opzegging heeft ingestemd. Aan dat vereiste is in het geval van [werknemer] niet voldaan.
5.6.
Voor zover het standpunt van MTS zo moet worden begrepen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd, slaagt dat evenmin. Ook hiervoor geldt het schriftelijkheidsvereiste (artikel 7:670b lid 1 BW). Ook daaraan is in dit geval niet voldaan, aangezien een schriftelijke beëindigingsovereenkomst tussen partijen ontbreekt.
5.7.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet door opzegging (of anderszins) is geëindigd. Omdat er geen sprake is geweest van een opzegging, zal het verzoek van [werknemer] tot vernietiging van de opzegging (wegens gebrek aan belang) worden afgewezen.
Recht op loon
5.8.
Aangezien de arbeidsovereenkomst niet tot een einde is gekomen, zijn partijen aan de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en plichten gebonden gebleven.
5.9.
In artikel 7:628 BW is bepaald dat een werknemer ook recht op loon heeft wanneer geen arbeid wordt verricht, tenzij de oorzaak waardoor geen arbeid wordt verricht een omstandigheid is die voor rekening en risico van de werknemer komt.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] vanaf 1 juli 2021 recht heeft op loon. De omstandigheid dat [werknemer] vanaf 8 juli 2021 niet meer heeft gewerkt, is er primair in gelegen dat MTS (noodgedwongen) is gestopt met haar bedrijfsactiviteiten. Dit is een omstandigheid die niet in de risicosfeer van [werknemer] als werknemer, maar in die van MTS ligt. [A] heeft ter zitting aangevoerd dat [werknemer] in reactie op het whatsappbericht van 8 juli 2021 heeft aangegeven dat hij zich op zijn studie gaat richten en niet meer van plan is 32/40 uur te gaan werken. De kantonrechter vindt deze mededeling van [werknemer] onvoldoende om aan te nemen dat de oorzaak van het niet-werken is gelegen in een omstandigheid die voor rekening en risico van [werknemer] komt. [werknemer] heeft deze mededeling immers gedaan in reactie op het bericht van [A] dat het werk/het bedrijf stopt, in een situatie waarin het bovendien ook feitelijk onmogelijk was geworden voor [werknemer] om nog werkzaamheden te verrichten. MTS en haar werknemers hadden immers geen toegang meer tot het bedrijfspand (omdat MTS het huurcontract niet had ondertekend) en zij hadden ook geen toegang meer tot de bedrijfsadministratie. Daarbij komt dat [werknemer] zich in elk geval op 14 september 2021 expliciet beschikbaar heeft gehouden voor arbeid. MTS heeft in het licht hiervan onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [werknemer] in de periode daarvoor niet beschikbaar was voor werkzaamheden bij MTS.
5.11.
Gelet hierop zal de vordering van [werknemer] worden toegewezen vanaf 1 juli 2021. Voor zover de loonvordering betrekking heeft op een in de toekomst gelegen periode wordt deze afgewezen. Dit loon is immers nog niet opeisbaar geworden en bovendien is, mede gelet op de faillissementsaanvraag, niet uit te sluiten dat de arbeidsovereenkomst alsnog op korte termijn tot een einde komt. De loonvordering wordt daarom toegewezen tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
5.12.
Verder zal op de loonvordering het bedrag van € 1.200,00 in mindering worden gebracht. [A] heeft ter zitting toegelicht dat hij dit bedrag bij aanvang van het dienstverband heeft betaald om [werknemer] in de gelegenheid te stellen zijn vaste lasten te voldoen en dat [werknemer] daarbij een formulier heeft ondertekend waarop stond dat het om een voorschot ging dat op het salaris ingehouden kon worden. [werknemer] betwist dat het om een voorschot ging (volgens hem was het een vergoeding voor in juni 2021 gewerkte uren, maar dat wordt door [A] weer betwist), maar heeft ter zitting wél erkend dat hij een formulier heeft ondertekend waarop stond dat het om een voorschot ging. [werknemer] gaf ter zitting aan dat hij het hier niet mee eens was, maar dat hij het formulier toch maar heeft ondertekend omdat hij geld nodig had. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat partijen (schriftelijk) zijn overeengekomen dat de € 1.200,00 een voorschot betrof dat met het toekomstige salaris mocht worden verrekend.
Wettelijke verhoging en rente
5.13.
De gevorderde wettelijke verhoging zal worden toegewezen, omdat MTS te laat heeft betaald. Gelet op de korte duur dat [werknemer] werkzaamheden voor MTS heeft verricht in verhouding tot de periode waarover het loon moet worden doorbetaald, zal de kantonrechter de wettelijke verhoging beperken tot 10%.
5.14.
De wettelijke rente wordt toegewezen zoals verzocht.
Wedertewerkstelling
5.15.
Het verzoek tot wedertewerkstelling wordt afgewezen. Gala heeft erkend dat MTS al haar bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt en dat het faillissement is aangevraagd, waardoor werkhervatting feitelijk onmogelijk is geworden.
Voorlopige voorziening
5.16.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [werknemer] in de hoofdzaak, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding (artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Proceskosten
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van MTS, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [werknemer] worden vastgesteld op € 747,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt MTS tot betaling aan [werknemer] van het salaris van € 3.120,00 bruto per maand vanaf 1 juli 2021 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te verminderen met het voorschot van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt MTS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 987,00, te weten:
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 747,00;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter