ECLI:NL:RBNHO:2021:11816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
9333700 \ CV EXPL 21-4740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen BM-Development B.V. en Juristu Incassodiensten B.V.

In deze zaak heeft BM-Development B.V. een vordering ingesteld tegen Juristu Incassodiensten B.V. met betrekking tot een bedrag van € 9.134,45, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. Juristu heeft een incidentele conclusie ingediend waarin zij stelt dat de kantonrechter onbevoegd is en verzoekt om verwijzing naar de rechtbank Amsterdam. De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, maar partijen kunnen bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aanwijzen. In dit geval is er onduidelijkheid over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Juristu en het forumkeuzebeding. De kantonrechter oordeelt dat Juristu niet voldoende heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst met BM-Development. Hierdoor is het forumkeuzebeding niet van toepassing. De kantonrechter concludeert dat de rechtbank Noord-Holland onbevoegd is en verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9333700 \ CV EXPL 21-4740
Uitspraakdatum: 15 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
de besloten vennootschap
BM-Development B.V.
gevestigd te Beilen
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident
verder te noemen: BM-Development
gemachtigde: mr. G. de Vries
tegen
de besloten vennootschap
Juristu Incassodiensten B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
verder te noemen: Juristu
gemachtigde: mr. D.M. Schouten-Hennen

1.Het procesverloop

1.1.
BM-Development heeft bij dagvaarding van 24 juni 2021 een vordering tegen Juristu ingesteld. Juristu heeft een incidentele conclusie genomen waarin wordt gesteld dat de kantonrechter onbevoegd is. BM-Development heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De vordering en het verweer

in de hoofdzaak:

2.1.
BM-Development vordert Juristu te veroordelen tot een bedrag van € 9.134,45, vermeerderd met de wettelijk handelsrente over € 8.342,33 vanaf 16 maart 2021 en de proceskosten.
2.2.
BM-Development stelt primair dat zij met Juristu een duidelijke prijsafspraak heeft gemaakt, inhoudende dat aan Juristu een bedrag van € 1.795,01 toekomt uit hoofde van de door haar uitgevoerde werkzaamheden c.q. de door haar te maken kosten. Nu BM-Development reeds een bedrag van € 1.540,00 heeft betaald, resteert een bedrag van
€ 255,01 dat nog door BM-Development aan Juristu dient te worden betaald. Dit bedrag kan met het door Juristu geïncasseerde bedrag van € 8.201,80 worden verrekend, waardoor € 7.946,79 als te ontvangen bedrag voor BM-Development resteert. BM-Development maakt ook aanspraak op de handelsrente, die door Juristu dient te worden betaald over de periode waarin zij weigerachtig is gebleven een betaling aan Juristu (de kantonrechter begrijpt: BM-Development) te doen, terwijl zij de gelden reeds in haar bezit had. De vordering van BM-Development op Juristu bedraagt dan ook € 8.342,33.
2.3.
Subsidiair stelt BM-Development dat haar in ieder geval een bedrag van € 7.983,14 vermeerderd met de rente toekomt. Juristu heeft namelijk steeds aangegeven dat de door haar te maken kosten op de debiteur verhaald zouden worden.
2.4.
Juristu heeft het bevoegdheidsincident opgeworpen alvorens inhoudelijk voor antwoord te concluderen.
in het incident:
2.5.
Juristu vordert dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland zich onbevoegd verklaart en de zaak doorverwijst naar de rechtbank Amsterdam, met veroordeling van DM-Development in de kosten van het incident.
2.6.
Juristu legt hieraan het volgende ten grondslag.
2.7.
Op de overeenkomst tussen BM-Development en Juristu zijn de algemene voorwaarden van Juristu van toepassing verklaard. Volgens Juristu heeft BM-Development zich hiermee akkoord verklaard op het intakeformulier van 25 november 2019. Artikel 45 van de algemene voorwaarden luidt: “
De arrondissementsrechtbank te Amsterdam is bij uitsluiting bevoegd om van eventuele geschillen kennis te nemen.”Voorts is volgens Juristu de rechtbank te Amsterdam ingevolge artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd kennis te nemen van de vordering van BM-Development. Ingevolge artikel 1:10 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de woonplaats van een rechtspersoon daar waar zich zijn statutaire zetel bevindt, in dit geval Amsterdam, aldus nog steeds Juristu.
2.8.
BM-Development heeft verweer gevoerd. Op haar verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

3.De beoordeling van de bevoegdheid van de kantonrechter

3.1.
Hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij bevoegd is op grond van artikel 99 lid 1 Rv. Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen echter de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (forumkeuzebeding). De volgens een forumkeuze bevoegde rechter is in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
3.2.
Partijen verschillen van mening of de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en twisten in dit verband over de vraag of de algemene voorwaarden en de daarin opgenomen forumkeuze op de gesloten overeenkomst van toepassing zijn.
3.3.
De kantonrechter overweegt dat voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Juristu op de overeenkomst tussen partijen vereist is dat BM-Development de gelding daarvan vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst heeft aanvaard. Of dit het geval is, moet blijkens artikel 6:217 e.v. BW worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 e.v. BW).
3.4.
De kantonrechter oordeelt daarover als volgt. Juristu heeft een e-mailbericht overgelegd dat zij op 25 november 2019 intern heeft verstuurd aan (kennelijk) één van haar medewerkers. In dit e-mailbericht staat weliswaar dat BM-Development de aanvrager is en onder opmerkingen staat “Ik ga akkoord met de
algemene voorwaardenen de
tarieven*”, maar hieruit kan de kantonrechter niet opmaken dat dit bericht BM-Development daadwerkelijk heeft bereikt. Ook blijkt hier niet uit dat BM-Development akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden of dat deze haar ter hand zijn gesteld. Hierdoor is niet vast komen te staan dat de algemene voorwaarden deel uitmaken van de onderhavige overeenkomst. Gelet op de bij dagvaarding weergegeven stellingen met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst, had het op de weg van Juristu gelegen om nader te onderbouwen hoe de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst en of deze ter hand zijn gesteld aan BM-Development. Derhalve is de kantonrechter met BM-Development van oordeel dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, zodat het forumkeuzebeding niet van toepassing is in het onderhavige geval.
3.5.
Juristu heeft verder aangevoerd dat op grond van artikel 99 Rv en artikel 1:10 BW de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vordering, omdat Amsterdam als woonplaats van Juristu heeft te gelden nu zich daar haar statutaire zetel bevindt. BM-Development stelt dat de rechtbank te Noord-Holland alsnog bevoegd is, omdat Juristu haar kenmerkende activiteiten te Schiphol uitvoert en Schiphol valt onder het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland.
3.6.
Artikel 99 Rv schrijft voor dat, tenzij de wet anders bepaalt, de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Uit artikel 1:10 lid 2 BW volgt verder dat een rechtspersoon zijn woonplaats heeft ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Daarnaast volgt uit artikel 1:14 BW dat een persoon, waaronder mede dient te worden verstaan een rechtspersoon, die een kantoor of filiaal houdt ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen mede aldaar woonplaats heeft. Dit artikel schept voor een rechtspersoon in zoverre een tweede woonplaats naast die welke de rechtspersoon ingevolge artikel 1:10 lid 2 BW heeft. De partij die tegen een rechtspersoon een procedure wil aanvangen heeft in een voorkomend geval dan ook de keuze om die rechtspersoon te dagvaarden voor de rechter van de woonplaats waar zich de statutaire zetel van die rechtspersoon bevindt, of voor de rechter van de woonplaats waar het kantoor van die rechtspersoon betreffende die aangelegenheid is gevestigd.
3.7.
Uit het door Juristu overgelegde uittreksel uit het handelsregister volgt dat Juristu statutair gevestigd is in Amsterdam. Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW heeft Juristu dan ook haar woonplaats in Amsterdam en gelet op artikel 99 Rv is de rechtbank Amsterdam in beginsel bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
3.8.
De vraag is of Juristu op grond van artikel 1:14 BW mede woonplaats heeft op haar kantoor te Schiphol. Het enkele feit dat een vennootschap een filiaal houdt in een arrondissement creëert echter nog geen bevoegdheid. Het moet gaan om kenmerkende activiteiten die vanuit die vestiging plaatsvinden. Anders dan BM-Developmnent is de kantonrechter van oordeel dat uit het enkele feit dat Juristu een bezoekadres heeft te Schiphol niet volgt dat er vanuit het kantoor te Schiphol (kenmerkende) activiteiten met betrekking tot de onderhavige overeenkomst hebben plaatsgevonden, dan wel dat het kantoor te Schiphol op enige wijze bij de onderhavige overeenkomst betrokken is geweest. Immers is gesteld noch gebleken dat BM-Development het kantoor te Schiphol heeft bezocht ter uitvoering van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Ook kan uit de tussen partijen gevoerde correspondentie niet worden opgemaakt dat Juristu aldaar werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van BM-Development. De kantonrechter kan dan ook geen bevoegdheid ontlenen aan voornoemde artikelen.
3.9.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. De zaak wordt daarom, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwezen naar de bevoegde kantonrechter van de rechtbank Amsterdam.
3.10.
De kantonrechter wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat een van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 jo artikel 110 lid 2 Rv).
3.11.
De beslissing over de kosten in het incident wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
4.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan;
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich thans bevindt naar de rechtbank te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter