ECLI:NL:RBNHO:2021:1190

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
8042379 \ CV EXPL 19-13782
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Sarajevo naar München, waardoor hij zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam miste. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier vorderde € 250,00 aan compensatie, plus buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk weersomstandigheden die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat de passagier niet had aangetoond dat Lufthansa in gebreke was gebleven en wees de vordering af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in gevallen van vertraging. De kantonrechter bevestigde dat Lufthansa niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die buiten hun controle lagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8042379 \ CV EXPL 19-13782
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van Lufthansa.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 16 juni 2019 diende te vervoeren van Sarajevo (Bosnië-Herzegovina) naar München (Duitsland) met vluchtnummer LH1731 en aansluitend van München naar Amsterdam met vluchtnummer LH2306.
2.2.
Vlucht LH1731 had als geplande vertrektijd 12:50 uur lokale tijd (10:50 uur UTC) en als geplande aankomsttijd 14:15 uur lokale tijd (12:15 uur UTC). Vervolgens zou de passagier om 15:15 uur lokale tijd met vlucht LH2306 verder vliegen vanaf München. De passagier zou volgens de planning om 16:45 uur lokale tijd zijn eindbestemming te Amsterdam bereiken.
2.3.
Vlucht LH1731 van Sarajevo naar München is met vertraging (van 1 uur en 9 minuten) uitgevoerd waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht (LH2308).
2.4.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Lufthansa heeft betoogd dat de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan omdat hij heeft nagelaten te vermelden hoe laat hij in Amsterdam is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop hij daarheen is vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van Lufthansa reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van Lufthansa voorbijgaan. Voor zover Lufthansa heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat hij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht om 20:40 uur in Amsterdam is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat Lufthansa hierdoor niet in haar procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en zij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.3.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is gearriveerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op Lufthansa rust. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Lufthansa heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. Zij heeft toegelicht dat voorafgaand aan vlucht LH1731, het toestel eerst als vlucht LH1730 van München naar Sarajevo diende te vliegen. Volgens het schema zou het toestel om 8:50 uur UTC uit München vertrekken en om 10:10 uur UTC in Sarajevo arriveren. Volgens Lufthansa heeft de luchtverkeersleiding voorafgaand aan het vertrek uit Sarajevo het oorspronkelijk geplande vertrekslot van 8:50 uur UTC meerdere keren vervangen door een nieuwe vertrekslot. De nieuwe slottijden zijn opgelegd wegens vertragingscode 81w (ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems). Lufthansa heeft toegelicht dat vertragingscode 81W betekent dat de luchtverkeersleiding het vertrek tegenhoudt in verband met weersomstandigheden op de luchthaven van bestemming, in dit geval Sarajevo. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Lufthansa het vluchtrapport en de ‘slot histories’ van vlucht LH1730 overgelegd. Volgens het vluchtrapport van vlucht LH1730 is 41 minuten van de totale vertraging te wijten aan voornoemde vertragingscode 81.
4.5.
Voorts heeft Lufthansa het vluchtrapport en de “slot history” van vlucht LH1731 van Sarajevo naar München overgelegd. Volgens Lufthansa blijkt hieruit dat de luchtverkeersleiding het oorspronkelijk geplande vertrekslot van 10:50 uur UTC meerdere keren heeft vervangen door een nieuwe vertrekslot. Volgens het vluchtrapport van vlucht LH1731 is het toestel uiteindelijk om 12:12 uur UTC opgestegen en om 13:24 uur UTC in München gearriveerd. Lufthansa heeft verwezen naar de duur van de vertraging en de vertragingscodes zoals vermeld in productie 4, te weten 65 minuten vertrekvertraging met vertragingscode 93 en 8 minuten vertrekvertraging met vertragingscode 81W. Vertragingscode 93 verwijst naar een vertraagde aankomst van de vorige vlucht, aldus Lufthansa.
4.6.
De passagier heeft gesteld dat nergens uit blijkt dat vlucht LH1730 voorafgaand aan de onderhavige vlucht is uitgevoerd. Volgens Lufthansa blijkt dit uit de vluchtrapporten van vlucht LH1730 en vlucht LH1730, waarin bij ‘registration’ bij beide vluchten “DAIUZ” staat, zodat duidelijk is dat beide vluchten door hetzelfde vliegtuig zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft Lufthansa verwezen naar productie 2 bij dupliek. De passagier heeft hierop niet gereageerd in zijn akte uitlaten producties, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van het verweer van Lufthansa op dit punt.
4.7.
De kantonrechter overweegt voorts dat Lufthansa de door de luchtverkeersleiding toegewezen slottijden voor zowel de onderhavige vlucht als voor de daaraan voorafgaande vlucht voldoende met stukken heeft onderbouwd. De nieuwe slottijden die aan vlucht LH1730 en LH1731 zijn toegewezen, kunnen gezien worden als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening. Nergens is uit gebleken dat Lufthansa zelf om nieuwe slottijden heeft verzocht, zodat de toegewezen slottijden in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid opleveren. Er was dus sprake van een vertraging van 41 minuten op de voorgaande vlucht en 8 minuten op de onderhavige vlucht die toegeschreven kan worden aan een buitengewone omstandigheid.
4.8.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH1730 en LH1731. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheid (van 49 minuten) heeft het immers voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht LH2306 naar Amsterdam te halen. Daarbij wordt opgemerkt dat vlucht LH1730 ook 10 minuten vertraagd was wegens vertragingscode 91 en 10 minuten wegens vertragingscode 34. Lufthansa heeft ten aanzien van deze vertraging geen beroep gedaan op een buitengewone omstandigheid. Dit is ook niet van belang, omdat deze vertraging van in totaal 20 minuten er niet toe heeft geleid dat de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. Vast staat immers dat er op de luchthaven van München een minimum overstaptijd geldt van 30 minuten. Indien de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid buiten beschouwing wordt gelaten en ervan wordt uitgegaan dat vlucht LH1731 met slechts 20 minuten vertraging te München was aangekomen (om 14:35 uur lokale tijd), dan had de passagier de aansluitende vlucht, gelet op de minimale overstaptijd te München, nog kunnen halen. Dit betekent dus dat het missen van de aansluitende vlucht is veroorzaakt door (de vertraging ten gevolge van) de buitengewone omstandigheid.
4.9.
De volgende vraag die worden beantwoord moet worden, is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann(C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.10.
De passagier betwist te zijn omgeboekt naar de eerst mogelijke vlucht naar Amsterdam. Volgens de passagier zou hij met minder vertraging in Amsterdam zijn aangekomen indien de vervoerder hem had omgeboekt naar een vlucht van KLM. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht, uitgevoerd door Lufthansa. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. De passagier is echter niet een dag later, maar nog op dezelfde dag als gepland aangekomen op de eindbestemming, met een vertraging van bijna 4 uur. Indien de passagier met de door hem genoemde vlucht van KLM vervoerd zou zijn, was hij weliswaar 1 uur en 15 minuten eerder in Amsterdam aangekomen, maar dat wil niet zeggen dat de vervoerder in dit geval, door de passagier om te boeken naar de eerstvolgende door haarzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft aangeboden.
4.11.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder voldoende reservetijd had ingepland. Vast staat dat minimum overstaptijd op München 30 minuten bedroeg en dat een overstaptijd van 60 was ingepland. Er was dus een reserve van 30 minuten. Een dergelijke reservetijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat er onvoldoende reservetijd tussen de onderhavige vlucht (LH1731) en de daaraan voorafgaande vlucht (LH1730) was gepland.
4.12.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Niet gebleken is dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht.
4.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering zal afwijzen. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter