ECLI:NL:RBNHO:2021:11920

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4305
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep en bezwaar in belastingkwestie met betrekking tot de Innovatiebox

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2021, is in geschil of het beroep van eiseres, een N.V., ontvankelijk is en of verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2018, die was opgelegd op basis van een belastbaar bedrag dat door verweerder was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat eiseres belang heeft bij het door haar ingestelde rechtsmiddel, ondanks dat verweerder meent dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de vaststellingsovereenkomst met verweerder afstand heeft gedaan van het recht om bezwaar en beroep aan te tekenen, maar dat dit alleen geldt voor onderwerpen die in de overeenkomst zijn geregeld. De rechtbank concludeert dat de kostencomponenten die eiseres in haar bezwaar aanvoert niet expliciet zijn geregeld in de vaststellingsovereenkomst, waardoor het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiseres, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiseres vergoedt.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] N.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.C. Gerverdinck en drs. G.J.W.M. Derckx),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2018 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € [bedrag 1] .
Verweerder heeft bij uitspraak het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigden, alsmede mr. [naam 1] , werkzaam bij eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] LLM, mr. [naam 3] , [naam 4] Msc en mr. [naam 5] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is opgericht op [datum] 2008 en is een [bedrijf] .
2. Eiseres en verweerder hebben op 26 september 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten over de toepassing van de innovatiebox als bedoeld in de artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) voor de jaren 2017 tot en met 2020. In deze vaststellingsstelling overeenkomst is – voor zover voor het onderhavige geding van belang – het volgende vermeld:
“I. Inleiding
I.1. Partijen
[Eiseres] en [verweerder]
verklaren hierbij een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek.
Bij deze vaststellingovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.

I.2 Beschrijving van de onzekerheid

[Eiseres] wenst van [verweerder] zekerheid te verkrijgen over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan en over de methodiek die kan worden toegepast om invulling te geven aan de toepassing van de artikelen 12b t/m 12bg en artikel 34d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna te noemen: de Innovatiebox).

I.3 Overleg en correspondentie

Tussen [eiseres] en [verweerder] heeft overleg plaatsgevonden met het doel om te bepalen of, en zo ja in welke mate, de in de jaren 2017 tot en met 2020 behaalde kwalificerende voordelen onder de werking van de artikelen 12b t/m 12g en artikel 34d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vallen. Aan de totstandkoming van deze overeenkomst is het volgende voorafgegaan:
- Schriftelijke correspondentie en e-mails van [eiseres] van 26 april 2017 aan [verweerder] [# 1] _Final Presentation_DTA TP position [eiseres] en [# 1] _Final Presentation_DTA IB positon [eiseres]
- Schriftelijke correspondentie en e-mails van [verweerder] van 17 februari 2017 aan [eiseres] [eiseres] nadere beoordeling TP: uitwerking vooroverleg en onderbouwing
- Schriftelijke correspondentie en e-mails van [eiseres] aan [verweerder] van 31 mei 2017: [# 2] _Final memo profit aggregation level IB
Partijen hebben overeenstemming bereikt om de toepassing van de Innovatiebox vast te leggen voor alle vennootschappen die deel uitmaken van de Nederlandse fiscale eenheid van [eiseres].
(...)
II.5 Voordelen uit hoofde van kwalificerende immateriële activa
II.5.1 Aggregatieniveau voordeelbepaling
Voor zover de kwalificerende immateriële activa zijn voortgebracht na 30 juni 2016, is bij eiseres op het laagst mogelijke aggregatieniveau en op de meest passende wijze bepaald wat de met de kwalificerende immateriële activa samenhangende voordelen zijn. Hierbij is rekening gehouden met de aard van de onderneming en het speur- en ontwikkelingswerk dat tot de kwalificerende immateriële activa heeft geleid. Een nadere uiteenzetting van het aggregatieniveau voor de voordeelbepaling van de innovatiebox is beschreven in de Profit Aggregation Level memo van 31 mei 2017.

II.5.2 Methode voordeelbepaling

Bij bepaling van de voordelen zal de operationele winst (de EBIT) van [eiseres] als startpunt worden genomen. Deze operationele winst zal worden bepaald op fiscale grondslagen.
Een gedeelte van deze operationele winst is toegerekend aan artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Deze allocatie is gebaseerd op een relatieve weging van de onderkende functies. Het hierbij gehanteerde aggregatieniveau is als volgt bepaald:
De operationele winst wordt - indien van toepassing - bijgesteld voor o.a.:
- resultaten die naar hun aard niet kwalificeren voor toepassing van de Innovatiebox (overige werkzaamheden);
- baten en lasten die op grond van de wet zijn vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting;
- buitenlandse winsten of resultaten waarvan de belastingheffing is toegewezen aan het situsland op grond van artikel 15e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een belastingverdrag;
- correcties op de Nederlandse winst van Partij A in wat voor vorm dan ook op basis van het arms length beginsel.
In het transfer pricing rapport behorend bij het Proposal Innovatiebox program 2014 - 2018 worden twee transacties onderkend: (i) de ondersteunende activiteiten die worden verricht door de Nederlandse [eiseres] entiteit(en), en (ii) de beloning voor de non-routine software IT van de Nederlandse [eiseres] entiteit(en).
1. de ondersteunende activiteiten beloond op basis van de transactional net margin method (TNMM) met totale kosten als profit level indicator. Deze doorbelasting van kosten inclusief mark-up wordt aan de Verenigde Staten en Singapore toegerekend op basis van headcount.
2. Na de hierboven beschreven doorbelasting met mark-up wordt de resterende buitenlandse EBIT op basis van de residual profit split method verdeeld over Nederland en het buitenland. Ter vergoeding van de non-routine software/IT van de Nederlandse [eiseres] entiteit(en) wordt allereerst een zogenoemde routine return bepaald op basis van de TNMM met totale kosten als profit level indicator die de buitenlandse entiteiten toekomt en zodoende geen deel uitmaakt van de uiteindelijk over Nederland en de buitenlandse entiteiten te verdelen EBIT. Het resterende bedrag aan EBIT wordt vervolgens toegerekend op basis van de functionele analyse zijnde een gemiddelde samengesteld op ‘headcount’ en salarissen.
De software/IT gerelateerde buitenlandse EBIT die aan Nederland wordt toegerekend zal voor 65% in de Innovatiebox worden betrokken. Voor wat betreft de aan Nederland gerelateerde software/IT, continueren Partijen een EBIT toerekening aan de Innovatiebox van 35%.
De vaststelling van het voordeel (het aan de Innovatiebox toerekenbare gedeelte van de operationele winst van [eiseres] ) is ontleend aan het gedachtegoed van de verrekenprijzen en meer in het bijzonder aan een functionele analyse op hoofdlijnen (zoals opgenomen in onze Nederlandse en U.S. transfer pricing documentatie behorend bij het Proposal Innovatiebox Program 2014-2018 d.d. 14 november 2014). De genoemde analyse heeft exclusief betekenis voor de toepassing van deze afspraak hetgeen inhoudt dat er geen uitspraak wordt gedaan door [verweerder] ten aanzien van de transfer pricing documentatie.

II.5.3 Kwalificerende voordelen

Voor het bepalen van de kwalificerende voordelen worden de voordelen uit kwalificerende activa verminderd met de drempel (II.6) en vermenigvuldigd met de nexus-breuk (II.8).
In de als bijlage opgenomen Excel-spreadsheet Innovatiebox spreadsheet 2017 is de berekening van de drempel (II.6), de “Nexus-Breuk” (II.8) en het aan de Innovatiebox toerekenbare voordeel opgenomen waarin is uitgegaan van de bovenstaande verdeling van de Operationele winst per immaterieel activum of samenhangende groep van immateriële activa. Deze Excel-spreadsheet maakt onderdeel uit van deze overeenkomst.
(...)

III.3 Overige omstandigheden

 De in deze overeenkomst ingenomen standpunten werken uitsluitend voor de toepassing van de artikelen 12b t/m l2bg en 34d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Er kunnen aan deze overeenkomst geen rechten worden ontleend voor de heffing van vennootschapsbelasting buiten het kader van de artikelen 12b t/m 12bg en 34d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of voor de heffing van andere belastingmiddelen.
 [Eiseres] doet ter zake van de in de overeenkomst inzake de toepassing van de Innovatiebox geregelde onderwerpen afstand van het recht op bezwaar en beroep, behoudens voor zover het bezwaar of beroep nakoming van deze overeenkomst door de Belastingdienst betreft.
 [Eiseres] zal geen beroep doen op één van de uitzonderingsclausules van artikel 14, lid 2, onderdeel e, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen ten aanzien van de in deze vaststellingsovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen begrepen informatie.
 Indien [eiseres] zich niet houdt aan de in deze overeenkomst gemaakte afspraken dan kan [verweerder]
(a) nakoming van de afspraken eisen en dienovereenkomstig aanslagen over de desbetreffende jaren opleggen
(b) deze overeenkomst in overleg met [eiseres] aanpassen dan wel (c) deze overeenkomst beëindigen, zulks ter keuze van [verweerder].
Op deze overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing.
 Enig geschil tussen partijen aangaande de werking van deze overeenkomst zal uitsluitend worden voorgelegd aan de Nederlandse rechter.
 Partijen verklaren deze overeenkomst te hebben getekend nadat zij voldoende bedenktermijn hebben gehad.”
3. De winst van eiseres omvat mede haar netto financiële kosten, onder te verdelen in kosten die samenhangen met de clearing faciliteit (cash financiering), vergoedingen voor securities lending en de margin/CPP-vergoeding.
4. Eiseres heeft aangifte Vpb voor het jaar 2018 gedaan en daarbij de onder 3 genoemde kostencomponenten voor de toepassing van de vaststellingovereenkomst in aanmerking genomen bij het bepalen van de operationele winst (hierna: de EBIT) als bedoeld in onderdeel II.5.2 van de vaststellingsovereenkomst.
5. Verweerder heeft de aanslag Vpb voor het jaar 2018 overeenkomstig de door eiseres ingediende aangifte opgelegd.
6. Eiseres is hiertegen in bezwaar gekomen en heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de onder 3 genoemde kostencomponenten rente betreffen en daardoor tot een bedrag van € [bedrag 2] ten onrechte in de EBIT als bedoeld in onderdeel II.5.2 van de vaststellingsovereenkomst zijn betrokken, waardoor verweerder bij het vaststellen van de aanslag is uitgegaan van een te lage grondslag voor de Innovatiebox.
7. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres afstand heeft gedaan van haar recht om in bezwaar en beroep te komen ter zake van in de vaststellingsovereenkomst geregelde onderwerpen. Verweerder heeft hierbij overwogen dat aan het begrip EBIT invulling is gegeven in onderdeel II.5.2. van de vaststellingsovereenkomst, alsmede in de spreadsheet die als bijlage aan de vaststellingovereenkomst is gehecht. Hieruit volgt volgens verweerder dat de door eiseres omschreven netto financiële kosten voor de toepassing van de vaststellingsovereenkomst tot de EBIT behoren.
Geschil
8. In geschil is of het beroep ontvankelijk is en of verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. Meer in het bijzonder is in geschil of het bezwaar van eiseres is gericht tegen een in de vaststellingsovereenkomst geregeld onderwerp.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het eiseres niet in een betere positie kan brengen, nu eiseres geen inhoudelijke gronden tegen het oordeel van verweerder heeft aangevoerd.
10. Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht. Indien het aangewende rechtsmiddel de indiener ervan wel in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit dan wel eventuele bijkomende beslissingen en voldaan is aan de overige ontvankelijkheidsvereisten, moet het rechtsmiddel ontvankelijk worden geacht, moeten de door de indiener aangevoerde gronden worden onderzocht en moet worden beoordeeld of het rechtsmiddel wel of niet gegrond is (HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:878).
11. In het onderhavige geval heeft verweerder een aanslag Vpb aan eiseres opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € [bedrag 1] en vervolgens het hiertegen gerichte bezwaar van eiseres bij uitspraak van 24 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van eiseres richt zich tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. Anders dan verweerder meent heeft eiseres mitsdien een belang bij het door haar ingestelde rechtsmiddel. Nu het beroep ook overigens aan de daaraan gestelde eisen voldoet, acht de rechtbank eiseres ontvankelijk in haar beroep.
Ontvankelijkheid bezwaar
12. De rechtbank stelt voorop dat het een belastingplichtige in beginsel vrijstaat in het kader van een met de Belastingdienst gesloten vaststellingovereenkomst afstand te doen van zijn recht tegen een hem overeenkomstig die vaststellingsovereenkomst op te leggen aanslag met een bezwaar- of beroepschrift op te komen. In een dergelijk geval moet uit hetgeen is overeengekomen kunnen worden afgeleid dat de belastingplichtige uitdrukkelijk afstand van het recht van bezwaar en beroep heeft gedaan en op welke tussen partijen bestaande onzekerheden of punten van geschil die afstand van recht betrekking heeft (HR 22 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2428).
13. In het onderhavige geval zijn eiseres en verweerder in onderdeel III.3 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat eiseres ter zake van de in overeenkomst geregelde onderwerpen afstand doet van het recht op bezwaar en beroep, behoudens voor zover het bezwaar en beroep nakoming van deze overeenkomst door verweerder betreft.
14. Het geschil spitst zich aldus toe op de vraag of in de vaststellingovereenkomst is geregeld dat de EBIT als bedoeld in onderdeel II.5.2. van de vaststellingovereenkomst mede omvat de kostencomponenten genoemd onder 3 van deze uitspraak.
15. Eiseres heeft in onderdeel III.3 van de vaststellingsovereenkomst afstand gedaan van haar recht om in bezwaar en beroep te komen ten aanzien onderwerpen die in de vaststellingovereenkomst zijn geregeld. Volgens onderdeel II.5.2 van de vaststellingsovereenkomst zal de operationele winst (de EBIT) van [eiseres] als startpunt worden genomen bij het bepalen van de voordelen die kwalificeren voor de Innovatiebox. Deze operationele winst wordt volgens de vaststellingsovereenkomst bepaald op fiscale grondslagen. Nu operationele winst of EBIT geen in de Wet Vpb vastgelegde begrippen zijn en deze begrippen in de vaststellingsovereenkomst evenmin nader zijn omschreven, brengt dit naar het oordeel van de rechtbank mee dat dit onderwerp niet is geregeld in de vaststellingovereenkomst. De omstandigheid dat eiseres in de spreadsheet bij de vaststellingsovereenkomst de onder 3 genoemde kostencomponenten als onderdeel van haar EBIT heeft verantwoord en dat ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst er tussen partijen kennelijk geen verschil van mening bestond over dat deze kostencomponenten onder de EBIT van eiseres vielen, maakt dit niet anders. De kostencomponenten zijn verdisconteerd in de eerste regel van de spreadsheet (“NL EBIT”) en staan niet afzonderlijk in de spreadsheet vermeld. Hiermee is niet geregeld wat onder het begrip operationele winst of EBIT moet worden verstaan. De spreadsheet dient, gelet op hetgeen in onderdeel II.5.3 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald, vooral als voorbeeldberekening van de verdeling van de EBIT per immaterieel activum, of samenhangende groep immateriële activa en ziet niet op de vraag welke kostencomponenten tot de EBIT behoren. Dit een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat uit hetgeen is overeengekomen niet kan worden afgeleid dat eiseres uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van het recht van bezwaar en beroep met betrekking tot de vraag welke kostencomponenten tot de EBIT behoren.
16. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder het bezwaar van eiseres naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder met toepassing van artikel 8:72, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank zal de zaak daartoe terugwijzen naar verweerder.
Proceskosten
17. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een repliek met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.870;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in aanwezigheid van mr. N.G.U. Wasch, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.