Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 juli 2020 met producties 1-19;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie tevens houdende incidentele vorderingen met producties I. 1-8, II. 1-3, III. 1-15, IV. 1-13, V. 1-4, VI. 1-5, VII. 1-3, VIII 1-22;
- de akte correctie errata bij conclusie van antwoord;
- de akte van depot van 3 december 2020 (foto’s);
- de conclusie van antwoord in het incident met producties 20-28;
- de akte in het incident tot uitlaten producties.
2.De feiten
In artikel 6 lid 6 van de samenlevingsovereenkomst is bepaald dat, als de partners niet naar evenredigheid van hun aandeel in de gemeenschappelijke woning bijdragen in de investeringen, kosten en lasten of als de partners voor de aanschaf van die woning niet in overeenstemming met deze verhouding uit eigen middelen bijdragen of hebben bijgedragen, voor degene die meer bijdraagt dan waartoe hij op grond van zijn aandeel gehouden is, een vordering op de andere partner ontstaat gelijk aan dat meerdere.
In artikel 6 lid 9 van de samenlevingsovereenkomst is bepaald, voor zover hier van belang, dat de vorderingen bedoeld in de leden 3 en 6 van dit artikel opeisbaar zijn bij het einde van de samenwoning.
Verder maakt [eiser] aanspraak op een vergoeding voor het gebruik van [gedaagde] van de woning aan de [adres 3] . [gedaagde] heeft diverse tegenvorderingen tegen [eiser] ingesteld.
3.De vordering in de hoofdzaak
PrimairI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
- een bedrag van € 228.298,22 inzake de gemaakte kosten voor de woningen aan de [adres 2] 14, 14a en 14b;
- een bedrag van € 261.985,01 inzake de kosten voor de woningen aan de [adres 2] 16, 16a en 16b;
- een bedrag van € 84.148,11 in verband met de gedane investeringen zake met betrekking tot de woning aan de [adres 3] ;
- een bedrag van € 246.908,14 inzake de gemaakte kosten voor de woning aan de [adres 4] ;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 459,00 per maand vanaf 1 november 2019, althans een gebruiksvergoeding van 4% van de huidige waarde van de woning;
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan alle formaliteiten die nodig zijn voor de overdracht van haar aandeel in de woning aan de [adres 2] 14, 14a en 14b aan [eiser] , waarbij [eiser] [gedaagde] de helft van de marktwaarde, zijnde € 280.000,00 dan wel een nader door een onafhankelijke makelaar te bepalen marktwaarde, zal voldoen op straffe van een dwangsom;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan alle formaliteiten die nodig zijn voor de overdracht van haar aandeel in de woning aan de [adres 2] 16, 16a en 16b aan [eiser] , waarbij [eiser] [gedaagde] de helft van de marktwaarde, zijnde € 280.000,00 dan wel een nader door een onafhankelijke makelaar te bepalen marktwaarde, zal voldoen op straffe van een dwangsom;
en voorts bepaalt dat nadat voornoemde termijn van medewerking is verstreken zonder dat medewerking behoorlijk is verleend, op grond van artikel 3:300 lid 1 BW aan dit vonnis dezelfde rechtskracht zal worden toegekend als aan een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de woning aan [eiser] wordt overgedragen;
III. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan alle formaliteiten die nodig zijn voor de overdracht van haar aandeel in de woning aan de [adres 3] 139aan [eiser] , waarbij [eiser] [gedaagde] de helft van de marktwaarde, zijnde € 205.000,00 dan wel een nader door een onafhankelijke makelaar te bepalen marktwaarde, zal voldoen op straffe van een dwangsom;
VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
- een bedrag van € 228.298,22 inzake de gemaakte kosten voor de woningen aan de [adres 2] 14, 14a en 14b;
- een bedrag van € 261.985,01 inzake de kosten voor de woningen aan de [adres 2] 16, 16a en 16b;
- een bedrag van € 84.148,11 in verband met de gedane investeringen met betrekking tot de woning aan de [adres 3] ;
- een bedrag van € 246.908,14 inzake de gemaakte kosten voor de woning aan de [adres 4] ;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,00.
III. [eiser] beveelt binnen een week na betekening van het vonnis aan [gedaagde] een fotokopie te verschaffen van zijn in artikel 9 van de samenlevingsovereenkomst bedoelde ‘eenvoudige administratie’, waaruit het verloop van hun inkomens, van het gemeenschappelijk vermogen en van ieders eigen vermogen blijkt, over de periode vanaf 2013 tot en met het meest recente half jaar, telkens na ommekomst van weer een half jaar, binnen een maand na ommekomst van het betreffende half jaar, aan te vullen met het meest recente afgesloten half jaar;
VI. a) [eiser] veroordeelt om aan [gedaagde] rekening en verantwoording af te leggen van het door [eiser] gevoerde beheer vanaf het uiteengaan van partijen in september 2018, waaronder begrepen door [eiser] verrichte beschikkingshandelingen en beheershandelingen terzake goederen van [gedaagde] en [eiser] gemeenschappelijk zonder medewerking van [gedaagde] ,
b) vaststelt het bedrag van ontvangsten en uitgaven en van het saldo van de rekening en |
c) [eiser] veroordeelt tot betaling van een zodanige som als bij het sluiten van de rekening van [gedaagde] zal blijken toe te komen, met rente en kosten;
VII. verdeelt de eerdergenoemde woningen van partijen in [plaats] , het onroerend goed aan [adres 5] en overige goederen van partijen in vrije gemeenschap tussen partijen, waaronder begrepen vorderingen en andere goederen terzake voornoemd vastgoed, alsmede (andere) goederen behorende tot de (voormalige) V.o.F. [eiser] Timmerwerken, waaronder de bedrijfsauto, werkmateriaal en vorderingen;
VIII. een boedelbeschrijving beveelt door een bij dat bevel aan te wijzen notaris van de gemeenschappelijke goederen van [gedaagde] en [eiser] terzake de (voormalige) V.o.F. [eiser] Timmerwerken;
X. [eiser] gebiedt te respecteren de mede-eigendom van [gedaagde] in geval van gemeenschappelijk eigendom tussen [eiser] en [gedaagde] in [plaats] , waaronder voornoemd onroerend goed in [plaats] , alsmede het onroerend goed aan [adres 5] en overige goederen van partijen in vrije gemeenschap tussen partijen, waaronder begrepen vorderingen en andere goederen terzake voornoemd vastgoed;
XIV. met compensatie van de kosten van het geding, subsidiair veroordeling van [eiser] in de (na)kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente;
4.De vorderingen in de incidenten
XVI. voor de duur van het hoofdgeding bij wijze van voorlopige voorziening haar hierboven vermelde vorderingen onder II, III, IV, V, VI, VIII, IX, X, XI en XII toewijst;
5.De beoordeling in de incidenten
wenselijkis dat anderen in de procedure worden betrokken, moet worden onderscheiden van de situatie dat een eensluidende beslissing rechtens
noodzakelijkis, zoals in de hiervoor genoemde voorbeelden.
momenteelheeft bij het vaststellen van een boedelbeschrijving en het opleggen van een medewerkingsplicht. De rechtbank zal daarom ook deze provisionele vorderingen ex artikel 223 Rv afwijzen.
[eiser] heeft hiertegen uitvoerig verweer gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende belang bij haar incidentele vorderingen voor de duur van de bodemprocedure. Zij heeft, in aanmerking nemende de belangen aan weerskanten, onvoldoende onderbouwd gesteld dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht.