Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Geschil13. In geschil is of de belastingheffing ter zake het inkomen uit sparen en beleggen voor eiser een individuele en buitensporige last oplevert.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser bevindt zich in de situatie dat een deel van de inkomstenbelastingheffing (te weten de box 3-heffing) al enige tijd niet spoort met de werkelijke inkomsten. Toch kan dit argument niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een individuele en buitensporige last, omdat het hiervoor een te eenzijdig argument is. Bij het beoordelen van de buitensporigheid van een individuele last kan niet enkel naar
een deelvan de inkomstenbelastingheffing worden gekeken, maar moet
de geheleinkomstenbelastingheffing en de gehele financiële situatie van iemand in ogenschouw worden genomen.
De rechtbank overweegt als volgt. Allereerst merkt de rechtbank op dat de tweede woning onderdeel uitmaakt van het box 3-vermogen, waarbij wordt aangesloten bij de WOZ-waarde die voor die woning is vastgesteld. Aangezien de WOZ-waarde lager is dan de historische aankoopprijs, is in zoverre rekening gehouden met de ongerealiseerde waardedaling ten opzichte van 2006. Bovendien gaat het om een ongerealiseerd verlies, zodat niet vaststaat dat er ook daadwerkelijk verlies zal worden geleden op de tweede woning. Dit blijkt ook nog eens bewaarheid, doordat ter zitting door eiser is verteld dat de tweede woning inmiddels is verkocht voor een prijs die hoger is dan de aankoopprijs in 2006, waardoor eiser naar eigen zeggen met in achtneming van zijn investeringen op die woning geen verkoopverlies heeft geleden.