ECLI:NL:RBNHO:2021:12644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9528849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming na het aantreffen van drugs en vuurwerk in huurwoning met afweging van woonbelangen

In deze zaak heeft Stichting Woonopmaat een kort geding aangespannen tegen [gedaagden] met als doel ontruiming van de huurwoning. De aanleiding voor de vordering was een politie-inval op 24 augustus 2021, waarbij aanzienlijke hoeveelheden drugs en vuurwerk in de woning zijn aangetroffen. Woonopmaat hanteert een zero-tolerance beleid en stelt dat de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] is geschonden door de aangetroffen illegale goederen. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 20 december 2021 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Woonopmaat vordert ontruiming binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, met de kosten van de ontruiming voor het geval dit niet vrijwillig gebeurt.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. Hoewel de aangetroffen drugs en vuurwerk ernstige feiten zijn, heeft de rechter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [gedaagden], waaronder hun lange huurperiode, medische problemen en de zorg voor familieleden. De burgemeester had eerder besloten de woning niet te sluiten, wat ook een belangrijke factor was in de afweging. De kantonrechter concludeert dat de tekortkoming van [gedaagde sub 1] niet voldoende is om de ontruiming te rechtvaardigen, en wijst de vordering van Woonopmaat af. De proceskosten worden toegewezen aan [gedaagden].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9528849 \ VV EXPL 21-152
Uitspraakdatum: 24 december 2021 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonopmaat
gevestigd te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: Woonopmaat
gemachtigde: mr. G.P. Poiesz
tegen

1.[gedaagden]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. M. Baadoudi

1.Het procesverloop

1.1.
Woonopmaat heeft [gedaagden] op 30 november 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 december 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [gedaagden] bij brief van 10 december 2021 nog stukken toegezonden. Woonopmaat heeft bij brieven van 14 en 16 december 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] huurt sinds 15 december 1992 de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) van Woonopmaat. [gedaagde sub 2] heeft een affectieve relatie met [gedaagde sub 1] en woont ook in de woning.
2.2.
Op 24 augustus 2021 heeft de politie Noord-Holland een inval gedaan in de woning. In de bestuurlijke rapportage van de inval staat – voor zover hier relevant – het volgende:
Bij het onderzoek in de woning en schuur werd geen vuurwapen aangetroffen, maar o.a. wel onderstaande:- drie lege patroonhouders- zesenzestig patronen (verschillende soorten munitie)- een boksbeugel- zes cobra’s (vuurwerk)- drie wikkels met daarin wit poeder (circa 1,43 gram)- een vijzel met residu wit poeder (circa 0,27 gram)- een mini weegschaal- een boekje met lege wikkels- een handtas met daarin verschillende soorten pillen en gruis (90 stuks)- een zak met daarin roze pillen (426 stuks, totaalgewicht circa 235 gram)- een zak met daarin verschillende soorten pillen (1000 stuks, totaalgewicht circa 421 gram).
2.3.
Uit het rapport blijkt dat het witte poeder cocaïne bevat en de pillen MDMA bevatten, beiden zoals vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet.
2.4.
Naar aanleiding van de inval heeft Woonopmaat [gedaagde sub 1] per brief d.d. 30 september 2021 geschreven dat de gemeente [woonplaats] van plan was de woning voor de duur van zes maanden te sluiten en dat de aangetroffen harddrugs en/of andere illegale activiteiten Woonopmaat aanleiding hebben gegeven om de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] te beëindigen. Woonopmaat heeft aan [gedaagde sub 1] voorgesteld de huurovereenkomst binnen zeven dagen vrijwillig op te zeggen.
2.5.
[gedaagde sub 1] heeft de huurovereenkomst niet opgezegd en per e-mail d.d. 1 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de huurovereenkomst.
2.6.
De gemachtigde van [gedaagden] heeft per e-mail d.d. 4 oktober 2021 aan de gemachtigde van Woonopmaat het volgende geschreven:
(…)Cliënt zou graag met uw cliënte in gesprek willen over de situatie die u reeds (kort) in uw schrijven d.d. 30 september jl. heeft benoemd. Daarnaast zou cliënt ook graag zijn persoonlijke omstandigheden met uw cliënte willen bespreken.
Het verbaast mij dat uw cliënte geen enkele poging heeft ondernomen om met client in gesprek te treden. Ook niet in het kader van hoor en wederhoor.(…)Graag verneem ik van u of uw cliënte openstaat voor een gesprek met cliёnt teneinde te bezien of partijen in overleg met elkaar tot een oplossing in der minne kunnen komen.
2.7.
De burgemeester van [woonplaats] heeft per brief d.d. 9 november 2021 aan [gedaagde sub 1] het volgende geschreven:
(…)U heeft op 11 oktober 2021 gebruik gemaakt van de mogelijkheid om uw zienswijze naar voren te brengen. (…)Ik kom tot de volgende beslissingIk vind in uw geval het feit dat de woningcorporatie uw huurovereenkomst ontbindt en u als gevolg daarvan geen woning meer heeft een zwaar middel. Tijdens het zienswijzegesprek zijn uw persoonlijke omstandigheden besproken. Gelet op uw beide gezondheidsproblemen, het feit dat u zorgdraagt voor familieleden, uw leeftijd, uw inkomen en het feit dat u ‘first offender’ bent, vind ik dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. In uw specifieke geval vind ik het verliezen van uw woning een te zwaar gevolg. Dit staat naar mijn mening niet in verhouding tot het doel van mijn beleid. Dit betekent dat ik de woning niet sluit. (…)
2.8.
In ieder geval negen verschillende buurtbewoners van [gedaagden] hebben verklaringen geschreven waarin zij aangeven geen overlast te ondervinden van [gedaagden] en dat zij ze graag als buren willen houden.

3.De vordering

3.1.
Woonopmaat vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagden] veroordeelt:
I. om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, de woning met al het hunne en de hunnen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan Woonopmaat;
II. om, indien niet vrijwillig aan de ontruiming wordt voldaan en Woonopmaat de ontruiming door inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf heeft bewerkstelligd, aan Woonopmaat de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
III. in de proceskosten inclusief betekenings- en nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Woonopmaat legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde sub 1] in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld en zich niet als goed huurder heeft gedragen. De in de woning aangetroffen hoeveelheid harddrugs en voorwerpen duiden op behoorlijk ernstige strafbare handelingen/overtredingen van de Opiumwet, die een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleveren en de ontruiming van de woning rechtvaardigen. Daarnaast hanteert Woonopmaat een streng zerotolerancebeleid zonder uitzonderingen. De door [gedaagden] aangedragen persoonlijke omstandigheden maken dit dan ook niet anders. De belangen van de andere huurders van Woonopmaat prevaleren boven de belangen van [gedaagden] , aldus Woonopmaat.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering en voeren aan – samengevat – dat er ten eerste geen sprake is van spoedeisendheid nu er op dit moment geen sprake is van een situatie van voortdurende niet-nakoming van de huurovereenkomst. Ten tweede is de consequentie die Woonopmaat aan de gemaakte fout wil verbinden disproportioneel. Dat er nog munitie in de schuur lag, wisten [gedaagden] niet (meer), deze munitie werd vroeger gebruikt door [gedaagden] in uitoefening van hun hobby: de schietsport. Hoewel het klopt dat er een grote hoeveelheid drugs is gevonden in de woning, waren deze niet van [gedaagden] . [gedaagde sub 1] heeft deze tas met drugs (heel naïef) bewaard voor een vriend van hem om hem te helpen, hetgeen [gedaagde sub 1] later heel duur is komen te staan door alle ontstane problemen. [gedaagde sub 2] wist hier überhaupt niks van. De munitie, drugs en het vuurwerk zijn inmiddels weggehaald door de politie. [gedaagden] hebben toegegeven dat zij tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst en hiervoor hun excuses aangeboden.
4.2.
Gelet op alle omstandigheden van het geval, menen [gedaagden] dat de tekortkoming onvoldoende is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. [gedaagden] doen derhalve een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarbij met alle omstandigheden van het geval rekening dient te worden gehouden. Deze omstandigheden zijn onder andere dat [gedaagden] al 29 jaar als prima huurders in de woning wonen, zij een enorme aanwinst zijn voor de buurt, zij kampen met medische problemen, een laag inkomen hebben en zij mantelzorgers zijn voor hun ouders die allebei op loopafstand van de woning wonen. Tot slot heeft de burgemeester, gezien deze omstandigheden, ook besloten de woning niet te sluiten.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Woonopmaat daarbij een spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat in de woning een grote hoeveelheid harddrugs en strafbare voorwerpen zijn aangetroffen. Dit zijn ernstige feiten. Gelet op het door Woonopmaat gevoerde zerotolerancebeleid heeft zij er recht op en belang bij om in kort geding een voorlopige voorziening tot ontruiming van de woning te vragen. Van Woonopmaat kan niet worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwacht, te meer omdat het hier gaat om een schaarse sociale huurwoning. Dat inmiddels meer dan vier maanden zijn verstreken sinds de inval van de politie en zich nadien geen incidenten hebben voorgedaan, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat Woonopmaat zelf onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, zij heeft immers, nadat de burgemeester had besloten de woning niet te sluiten, het kort geding aanhangig gemaakt. Woonopmaat heeft dan ook spoedeisend belang bij haar vordering.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De vraag die beantwoord dient te worden is of hetgeen door de politie in de woning is aangetroffen, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende grond oplevert voor ontruiming. De kantonrechter neemt daarbij als uitgangspunt dat een tekortkoming van voldoende gewicht de ontruiming van de woning kan bewerkstelligen, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontruiming met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan Woonopmaat om het bestaan van een grond voor ontruiming te bewijzen. De bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die een beroep op de tenzij-bepaling rechtvaardigen, ligt bij [gedaagden] .
5.4.
Weliswaar vallen de in de woning gevonden pillen en het poeder onder het verbod van de Opiumwet en is er sprake van het plegen van meerdere strafbare feiten (hetgeen [gedaagde sub 1] ook niet heeft ontkend) maar in het algemeen genomen leidt het plegen van een strafbaar feit in de privésfeer van een woning niet tot ontruiming. Dit kan anders zijn als er sprake is van gevaarlijke situaties of andere overlast voor de omwonenden. Woonopmaat heeft hiertoe aangevoerd dat er een gevaarlijke situatie is ontstaan door hetgeen de politie in de woning heeft gevonden en dat ontruiming de enige mogelijkheid is om rust, veiligheid en het woongenot van de omwonenden zeker te (blijven) stellen. Daarnaast hanteert Woonopmaat een zerotolerancebeleid, wat tot ontruiming leidt zonder uitzondering en zonder aanzien des persoons bij het aantreffen van harddrugs of het constateren van andere strafbare activiteiten.
5.5.
Uiteraard heeft Woonopmaat er een groot belang bij om bij in een woning gevonden drugs en/of vuurwerk uitvoering te kunnen geven aan haar zerotolerancebeleid door tot ontruiming over te gaan.
5.6.
Daartegenover staat echter het (woon)belang van [gedaagden] , dat niet alleen bestaat uit hun eigen belang waarbij hun (hogere) leeftijd, medische problemen en lage inkomen een rol spelen, maar ook, gelet op de overlegde verklaringen, uit het belang van omwonenden en de ouders van [gedaagden] . Desgevraagd heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat hij iedere ochtend en avond langs zijn (demente) moeder gaat, die op twee minuten lopen van [gedaagde sub 1] woont en een alarmknop heeft die in verbinding staat met de huistelefoon van [gedaagde sub 1] . Als [gedaagde sub 1] uit de woning wordt gezet, zal de moeder van [gedaagde sub 1] hoogstwaarschijnlijk ook niet in haar woning kunnen blijven wonen. Bij de afweging van belangen speelt verder dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 1] in de 29 jaar dat hij huurt structurele overlast aan omwonenden heeft bezorgd. Sterker, uit de veelvoud aan positieve verklaringen van omwonenden en de aanwezigheid van een buurvrouw ter zitting blijkt juist het tegendeel. Woonopmaat heeft verder nagelaten gemotiveerd te onderbouwen dat de rust, veiligheid en het huurgenot van haar huurders/de omwonenden nu nog in het geding zijn. Nu de harddrugs, het vuurwerk en de munitie uit de woning zijn gehaald, is er geen sprake (meer) van een gevaarlijke situatie. Ten slotte speelt een rol dat de door [gedaagden] aangevoerde persoonlijke omstandigheden de burgemeester aanleiding hebben gegeven de woning niet te sluiten.
5.7.
Hoewel Woonopmaat nog heeft betoogd dat de bovengenoemde omstandigheden niet mogen worden meegenomen in de belangenafweging omdat deze omstandigheden al van toepassing waren voor de overtreding (en de burgemeester een ander toetsingskader hanteert), oordeelt de kantonrechter anders. De Hoge Raad heeft in zijn prejudiciële beslissing van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810) de maatstaf die met betrekking tot deze vraag gehanteerd dient te worden, bepaald en toegelicht. Daaruit blijkt onder meer dat de afweging die plaatsvindt bij de beantwoording van de vraag of de ontbinding in het concrete geval gerechtvaardigd is, niet slechts plaatsvindt aan de hand van de in artikel 6:265 lid 1 BW genoemde gezichtspunten (bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming; gevolgen van de ontbinding) maar dat alle overige omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn (r.o. 3.8.1).
5.8.
Al het vorenstaande in onderling(e) verband en samenhang bezien brengt de kantonrechter tot het oordeel dat niet in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De tekortkoming van [gedaagde sub 1] op 24 augustus 2021 rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst thans niet.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Woonopmaat zal afwijzen. De kantonrechter merkt wel op dat dit vonnis geen vrijbrief is voor [gedaagde sub 1] om andermaal harddrugs, vuurwerk, wapens, munitie en harddrugs in zijn woning te bewaren. [gedaagde sub 1] dient dit dan ook te zien als een laatste waarschuwing.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Woonopmaat, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Woonopmaat tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.
De griffier De kantonrechter