ECLI:NL:RBNHO:2021:12660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
HAA 21/465
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een omgevingsvergunning voor de sloop van een stolp in Drechterland

In deze zaak hebben eisers, die een perceel met een stolpschuur hebben aangekocht, een omgevingsvergunning aangevraagd voor de sloop van de stolpschuur. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland afgewezen, omdat de bouwtechnische staat van de stolpschuur niet dusdanig slecht was dat hergebruik in redelijkheid onmogelijk was. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 6 oktober 2021 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en deskundigen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de weigering van de vergunning in redelijkheid had kunnen handhaven. De rechtbank overwoog dat de bouwtechnische kwaliteit van de stolpschuur niet zo slecht was dat hergebruik niet mogelijk was, en dat de eisers voorafgaand aan de aankoop van de stolpschuur redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de verantwoordelijkheden die bij de aankoop kwamen kijken. De rechtbank concludeerde dat het belang van het behoud van de stolpschuur zwaarder woog dan de financiële belangen van eisers, en dat de sloopvergunning terecht was geweigerd. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Smit),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Olij).

Procesverloop

In het besluit van 27 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een stolp achter het woonhuis aan [adres 1] afgewezen.
In het besluit van 22 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en drs. B.J.P Schuitemaker, planoloog van Reikwijdte, en P. Bleeker, bouwkundige en bouwbegeleider van Bleeker Bouwadvies. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [naam] , medewerker vergunningen en R. de Vries, architect/bouwhistoricus Mooi Noord-Holland.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
Op 1 oktober 2019 hebben eisers het perceel [adres 1] (hierna: het perceel) aangekocht. Eisers hebben oude bebouwing op het perceel gesloopt zodat het weer geschikt zou worden voor een modern hedendaags boerenbedrijf. Omdat de op het perceel aanwezige stolpschuur niet past in de bedrijfsvoering van eisers en vanwege de slechte staat van de stolpschuur, hebben eisers op 15 januari 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het slopen van de stolpschuur.
1.2
Verweerder heeft daarop door de stolpenconsulent van Mooi Noord-Holland Adviseurs omgevingskwaliteit (hierna: stolpenconsulent) een ‘Quickscan, bouwhistorische- en bouwtechnische verkenning’ (hierna: quickscan) van de stolpschuur laten uitvoeren. De consulent heeft geadviseerd de sloop niet te vergunnen omdat de bouwtechnische staat niet dusdanig slecht is dat hergebruik in redelijkheid onmogelijk is. Geadviseerd is sloop van de latere toevoegingen van het interieur wel toe te staan. Tot slot adviseert de consulent om te onderzoeken of er planologische verruiming geboden kan worden door het verruimen van de functies (en het bouwvlak) die op deze plek mogelijk zijn. Het is aannemelijk dat de stolpschuur in de huidige moderne bedrijfsvoering onvoldoende kan worden benut. De herstelkosten zijn volgens de consulent dan ook onevenredig hoog als de ruimte niet herbestemd kan worden.
1.3
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen waarbij de omgevingsvergunning is geweigerd.
1.4
Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. In bezwaar hebben eisers een bouwkundig rapport ingebracht van Bleeker Bouwadvies (hierna: Bleeker) van 15 juli 2020. Bleeker heeft geconcludeerd dat het vierkant en de fundering nog in tact zijn. Het gevelmetselwerk, dakconstructie, betonvloer, zolders en een groot deel van de ramen, deuren en kozijn zijn van dusdanige kwaliteit dat zij niet meer voldoen, voor deze onderdelen geldt dat zij gesloopt of verwijderd moeten worden en in zijn geheel opnieuw opgebouwd moeten worden. Bij het slopen of verwijderen van deze constructieonderdelen blijft het in de regel niet bij deze onderdelen vanwege de verbinding van deze constructieonderdelen met bijvoorbeeld de binnenwanden. Hoogstwaarschijnlijk blijft na sloop of demontage alleen een vierkante constructie over met mogelijk een klein deel van de voorgevel. Indien er dan voor wordt gekozen om de schuur weer op te bouwen dan is het, gezien de grootte van de totale investering (€ 400.000,-), de vraag of het verstandig is om dat op de bestaande gemetselde fundering van meer dan 100 jaar oud te doen.
1.5
Verweerder heeft dit bouwkundig rapport aan de stolpenconsulent voorgelegd, die daarop schriftelijk heeft gereageerd op 26 november 2020 (hierna: de reactie). De technische staat is volgens de stolpenconsulent doorslaggevend, niet de kosten voor de restauratie. De reactie is geformuleerd op basis van de situatie in januari 2020, waarbij ervan is uitgegaan dat deze geconsolideerd is en dat er maatregelen zijn getroffen om verdere schade te beperken. Net als Bleeker is de consulent van mening dat funderingsherstel niet nodig is. Dat een groot deel van de ramen en deuren en kozijnen gesloopt of verwijderd moeten worden, betwist de consulent. Herstel is goed mogelijk. De rieten dakbedekking moet wel worden vervangen. Dit valt echter onder regulier onderhoud. De gehele dakconstructie hoeft niet te worden vervangen. Deze kan gemiddeld honderden jaren mee. Ook vervanging van vloerdelen valt onder regulier onderhoud. Bovendien hoeven delen bij restauratie niet perse terug te worden gebracht. De betonvloer hoeft niet gesloopt te worden. Het onderhoud valt onder regulier onderhoud. Sloop is niet de enige optie. Geconcludeerd wordt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de staat in januari 2020 en de staat nu, na schade als gevolg van de lekkage. De mogelijke verslechtering van de bouwtechnische staat had met een relatief kleine inspanning voorkomen kunnen worden. De kostenindicatie van Bleeker is niet onderbouwd en gaat uit van opeenvolgende stappen. Er is in januari 2020 door de stolpenconsulent veel minder schade geconstateerd dan nu door Bleeker. Er is geen noodzaak om de schuur af te breken. Het grootste gedeelte van de werkzaamheden valt onder regulier onderhoud en is geen gevolg van een slechte bouwtechnische staat.
1.6
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de weigering van de omgevingsvergunning gehandhaafd.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het slopen van de stolpschuur in de eerste plaats geweigerd omdat niet aannemelijk is dat er plaatse van de bestaande stolp een nieuwe stolp zal worden gebouwd met een maatvoering gelijk aan de huidige maatvoering. Verweerder is dan ook niet bereid om met toepassing van artikel 2.16 van de Wabo [1] een omgevingsvergunning voor sloop te verlenen.
In de tweede plaats stelt verweerder zich op het standpunt dat de bouwtechnische kwaliteit van de stolpschuur niet dusdanig slecht is dat hergebruik ervan in alle redelijkheid niet mogelijk is. Verweerder baseert zich hierbij op de quickscan en de reactie van de stolpenconsulent (zie hiervoor onder 1.2 en 1.5). Daarbij komt dat de aanvraag betrekking heeft op de gehele stolp, die in zijn geheel als karakteristiek is aan te merken. Dat brengt mee dat artikel 3.7.3 (sub a en b) van het geldende bestemmingsplan aan de verlening van de gevraagde vergunning in de weg staat.
Verweerder wijst er verder op dat eisers er voor aankoop van de stolpschuur redelijkerwijs van op de hoogte konden zijn dat de aankoop tevens de verantwoordelijkheid voor het behoud en herstel van de stolpschuur inhield. Dat de stolpschuur voor de huidige agrarische bedrijfsvoering onbruikbaar is en de toegang tot de inmiddels gerealiseerde ligstal belemmert, en dat eisers daarmee in een (financieel) lastige situatie terecht zijn gekomen, had voorkomen kunnen worden wanneer eisers voorafgaand aan de aankoop bij de gemeente naar de status van de stolpschuur en de mogelijkheden hadden geïnformeerd. Dat zij dat niet hebben gedaan, moet voor hun risico blijven.
Dat de schade aan de stolpschuur steeds erger wordt, leidt verweerder evenmin tot een ander standpunt. Door eisers worden geen pogingen gedaan om herstel op te pakken en verdere schade te beperken. Regulier onderhoud wordt niet uitgevoerd. Dit neemt echter niet weg dat herstel volgens verweerder goed mogelijk is.
Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat de in 2012 afgegeven sloopvergunning voor de stolpboerderij aan [adres 2] voor de beoordeling van de aangevraagde vergunning niet relevant is. Destijds gold de vergunningplicht op grond van het bestemmingsplan nog niet en werd alleen getoetst aan het Bouwbesluit 2012. De situatie is daarom niet vergelijkbaar.
Geldende regelgeving
3.1
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Drechterland Zuid (eerste herziening). Op de gronden waarop de stolpschuur staat rusten de bestemmingen ‘Agrarisch’ en 'Waarde-Archeologie 3’, met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’.
3.2
De toepasselijke wettelijke bepalingen en de relevante bepalingen van het bestemmingsplan zijn opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling van het geschil
Mocht verweerder het advies van de stolpenconsulent volgen?
4.1
Eisers hebben in beroep in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit niet op het advies van de stolpenconsulent heeft mogen baseren. Het advies is geen bouwkundige beoordeling van de staat van de stolpschuur, maar een quickscan. Eisers stellen zich onder verwijzing naar het bouwkundig rapport van Bleeker op het standpunt dat de conclusie van de stolpenconsulent onjuist is. De bouwtechnische staat van de stolpschuur is zodanig slechter dan waar de stolpenconsulent van uitgaat dat hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de quickscan een eerste bouwtechnische en bouwhistorische opname betreft, die geen uitsluitstel geeft, maar wel voldoende grond vormt voor een richtinggevend advies. Het rapport van Bleeker is in de bezwaarfase aan de stolpenconsulent voorgelegd en verweerder heeft bij het bestreden besluit zowel het rapport van Bleeker als de reactie van de consulent daarop meegewogen. Verweerder heeft zijn besluit dan ook kunnen baseren op de quickscan en reactie van de stolpenconsulent.
4.3
Uit vaste rechtspraak [2] volgt dat verweerder niet aan een deskundigenadvies is gebonden, maar aan dit advies in beginsel wel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. In dat geval moet het bestuursorgaan zo nodig de adviseur een reactie vragen op wat de wederpartij over het advies heeft aangevoerd.
4.4
Verweerder heeft naar het oordeel van de recht in het rapport van Bleeker geen aanknopingspunten hoeven zien voor twijfel aan de totstandkoming of inhoud van het advies van de stolpenconsulent in de quickscan. Verweerder heeft het rapport van Bleeker aan de consulent voorgelegd, die vervolgens op de bevindingen van Bleeker heeft gereageerd en heeft gemotiveerd waarom de bevindingen van Bleeker niet tot een ander advies leiden. Verweerder mocht aan het advies dan ook doorslaggevende betekenis toekennen en het bestreden besluit (mede) op het advies van de stolpenconsulent baseren.
Is hergebruik van de stolpschuur redelijkerwijs mogelijk?
5.1
Eisers voeren verder aan dat verweerder bij de vraag of hergebruik van de stolpschuur redelijkerwijs mogelijk is ten onrechte niet de (hoogte van de) herstelkosten heeft betrokken. Ook de stolpenconsulent heeft geconstateerd dat de herstelkosten onevenredig hoog zijn als de stolp niet kan worden herbestemd. Eisers hebben in beroep drie door Bleeker opgestelde begrotingen ingebracht, waaruit blijkt dat de kosten voor renovatie van de stolpschuur € 500.000 bedragen. Hergebruik van de stolpschuur is in redelijkheid niet mogelijk. Ook na herstel is de schuur ongeschikt ten behoeve van de veehouderij van eisers. Eisers wijzen in dit verband verder nog op de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.7.6 [de rechtbank begrijpt: 3.8.6], sub c, van het bestemmingplan, waarmee de aanduiding stolp kan worden geschrapt als aannemelijk is dat herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Dit is een minder vergaande eis dan bij de nu gevraagde sloopvergunning, waarbij dit bewezen moet worden.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de vraag of hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is, het financiële aspect geen rol speelt omdat uit de tekst van de planregel volgt dat toetsing uitsluitend plaatsvindt op het aspect van de bouwtechnische kwaliteit. Ook de stolpenconsulent is hiervan uitgegaan. De stolpenconsulent heeft geconcludeerd dat de bouwtechnische kwaliteit niet dusdanig slecht is dat hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is. Verweerder heeft deze conclusie gevolgd.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de vraag of hergebruik in alle redelijkheid mogelijk is terecht uitsluitend de bouwtechnische staat van de stolpschuur in ogenschouw genomen. De tekst van de planregel is duidelijk en laat geen ruimte om ook andere belangen mee te wegen. Zoals hiervoor onder 4.4 overwogen mocht verweerder uitgaan van de conclusie van de stolpenconsulent dat de bouwtechnische kwaliteit niet dusdanig slecht is dat hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is.
Ter zitting heeft de rechtbank overigens vastgesteld dat de omvang en de aard van de schade aan de stolpschuur tussen de stolpenconsulent en Bleeker niet op relevante punten tot discussie leidt. Bleeker stelt echter dat het aanzienlijk goedkoper en efficiënter is om de stolp opnieuw op te bouwen dan om deze met instandhouding van zoveel mogelijk originele onderdelen te renoveren. Dat is echter niet het geldende criterium, en kan daarom niet tot de door eisers gewenste uitkomst leiden.
5.4
Ter onderbouwing van hun stelling dat de herstelkosten (ook) bij de vraag of hergebruik van de stolpschuur redelijkerwijs mogelijk moeten worden betrokken hebben eisers ter zitting nog verwezen naar uitspraken van de Afdeling [3] van 16 april 2014 [4] en 23 juni 2021 [5] . Dit leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel omdat in de genoemde uitspraken een andere situatie aan de orde was dan in deze zaak. In beide uitspraken gaat het om de vaststelling van een bestemmingsplan. In de uitspraak van 16 april 2014 lag de vraag voor of de voorgestelde bestemming gelet op hoge herstelkosten uitvoerbaar was. In de uitspraak van 23 juni 2021 ging het om het opnemen van een sloopvergunningplicht in het bestemmingsplan, waarbij het toetsingskader voor de vergunningverlening anders is dan in deze zaak. Ten slotte kan ook de verwijzing van eisers naar het bij wijziging van het bestemmingsplan geldende criterium niet tot een andere uitkomst leiden, omdat ook die situatie in deze zaak niet aan de orde is.
Heeft verweerder de sloopvergunning in redelijkheid kunnen weigeren?
6.1
Eisers voeren verder aan dat verweerder bij toepassing van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 2.16 van de Wabo een sloopvergunning te verlenen een belangenafweging moet maken, waarbij niet alleen de bouwtechnische staat van de stolpschuur, maar ook de financiële belangen van de eigenaar, de kosten van herbouw en het belang om een andere invulling mogelijk te maken, meegewogen moeten worden. Verweerder heeft dat volgens eisers niet gedaan. De belangen van eisers bij de sloop van de stolpschuur moeten in dit geval zwaarder wegen. Van eisers kan niet worden verlangd dat zij € 500.000 investeren in renovatie van de stolpschuur als die vervolgens in een modern agrarische bedrijfsvoering niet kan worden gebruikt. Het verzoek om in overleg te treden om tot een nadere invulling te komen van de stolpschuur is in 2018, 2019 en 2021 geweigerd door verweerder. Anders dan verweerder stelt, is bij hergebruik of herbestemming van de stolpschuur niet vereist dat de maatvoering gelijk is aan de bestaande maatvoering. Die eis stelt artikel 2.16 van de Wabo niet. De stolpschuur is nauwelijks zichtbaar vanaf de openbare weg. Dat er een, door verweerder ongewenst geachte, open plek zal ontstaan is dan ook onjuist. Gelet op de Regeling omgevingsrecht en de nota van toelichting bij artikel 2.16 van de Wabo kan ook een sloopvergunning worden verleend als daarvoor geen ander bouwwerk wordt teruggebouwd.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij bij het nemen van het bestreden besluit wel degelijk de betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen. Verweerder heeft daarbij echter de bescherming van de stolp zwaarder laten wegen dan de belangen van eisers. Verweerder vindt het in stedenbouwkundig opzicht van belang dat wordt voorkomen dat ter plaatse een open plek zal ontstaan. Met name van de zijkanten is de stolpschuur zichtbaar vanaf de openbare weg. Stolpboerderijen bepalen in belangrijke mate het landschapsbeeld en geven Noord-Holland zijn specifieke identiteit. Omdat de helft van de stolpen inmiddels is verdwenen, is het beleid van verweerder erop gericht de bestaande stolpen zo veel mogelijk te behouden. Verweerder heeft het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen daarom ook expliciet in het bestemmingsplan opgenomen, waarbij slopen alleen is toegestaan onder strikte voorwaarden. De financiële gevolgen voor eisers van de weigering van de gevraagde vergunning heeft verweerder meegewogen, maar deze gevolgen leiden verweerder niet tot een ander besluit. Verweerder vindt het verdwijnen van de stolpschuur, zonder vervanging door een gelijkwaardige stolp, dermate ongewenst dat de financiële en andere belangen van eisers hier niet tegenop wegen. Dat het bij hergebruik of herbestemming van de stolpschuur moet gaan om vergelijkbare maatvoering, leidt verweerder af uit artikel 3.3.3 van het bestemmingsplan. Verweerder staat zeker open voor overleg over de vraag op welke wijze de stolp in stand kan worden gehouden. De door eisers aangedragen alternatieven zien echter alleen op agrarische functies en mogelijke andere alternatieve functies worden door hen niet benoemd. Dat deze andere alternatieven mogelijk niet wenselijk zijn, maakt ze volgens verweerder nog niet onhaalbaar.
Onder verwijzing naar het bestreden besluit wijst verweerder er verder op dat eisers, hoewel het kennelijk van meet af aan hun bedoeling was om de stolpschuur te slopen, voorafgaand aan de koop niet hebben onderzocht of sloop toegestaan zou worden. De gevolgen daarvan moeten voor hun risico blijven.
6.3
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat verweerder bij toepassing van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 2.16 van de Wabo al dan niet een sloopvergunning te verlenen beleidsruimte heeft en een belangenafweging moet maken. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bestreden besluit in redelijkheid kunnen nemen. Verweerder heeft de bij het besluit betrokken belangen, waaronder de belangen van eisers, in kaart gebracht en meegewogen. Dat verweerder bij de belangenafweging aan het belang bij het behoud van de stolpboerderij een zwaarder gewicht heeft toegekend dan aan de belangen van eisers acht de rechtbank niet onredelijk. Daarbij mocht verweerder de omstandigheid dat eisers voorafgaand aan de koop niet hebben onderzocht of sloop van de stolpschuur toegestaan zou worden voor eisers risico laten. Dat verweerder bij hergebruik of herbestemming vasthoudt aan de huidige maatvoering van de stolpschuur acht de rechtbank, gelet op het op behoud van de bestaande stolpen gerichte beleid van verweerder, evenmin onredelijk. Of de eis van behoud van de bestaande maatvoering ook uit artikel 3.3.3 van het bestemmingsplan volgt, zoals verweerder betoogt en eisers betwisten, kan daarom in het midden blijven. Verweerder heeft de gemaakte belangenafweging verder afdoende gemotiveerd (zie hiervoor onder 2 en 6.2).
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
7.1
Eisers voeren ten slotte aan dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zij wijzen daarbij op zeven stolpen in Drechterland die in de periode van 2001 tot en met 2014 zijn gesloopt.
7.2
Volgens verweerder slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. De vergunningplicht voor het slopen van stolpen is met de vaststelling van de herziening van het bestemmingsplan op 26 oktober 2015 ingevoerd. De sloop van de door eisers genoemde stolpen dateert van hiervoor.
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Niet in geschil is dat voor de sloop van door eisers genoemde stolpen (nog) geen sloopvergunning gold, zodat op grond daarvan al geen sprake is van gelijke gevallen.
Conclusie
8. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand.
9. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Ingevolge artikel 2.16, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voorzover deze betrekking heeft op een activiteit bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, of h, worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden geplaatst.
Bestemmingsplan Drechterland Zuid (eerste herziening)3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw;
b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
c. bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in bijlage 1;
d. het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen van de stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
e. cultuurgrond;
(…)
3.2
Bouwregels
(…)
3.2.1 gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
(…)
j. een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van het gebouw
(…)
bedrijfswoning*
(…)
* met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:
- een stolp mag op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
- de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp mag niet minder en niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling.
3.3
Afwijken van de bouwregels
(…)
3.3.3 Afwijken maatvoeringen stolpen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub j in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
3.7.1
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het (gedeeltelijk) slopen van stolpen.
3.7.3
Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:
a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
b. het delen van een stolp betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan de merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van de stolp plaatsvindt.
3.8.6
Afwijkende bouwvorm stolp
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:
a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:2726
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State