ECLI:NL:RBNHO:2021:12760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8813071 CV EXPL 20-8525
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van een kredietovereenkomst en koop op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Arvato Finance B.V., handelend onder de naam Afterpay, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard en vordert betaling van € 36,45, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij wordt vermoed consument te zijn en de vordering is gebaseerd op een online koopovereenkomst en een consumentenkredietovereenkomst.

De kantonrechter heeft ambtshalve toetsing uitgevoerd met betrekking tot de (pre)contractuele informatieverplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving omtrent consumentenkrediet. De eisende partij heeft nagelaten om de nodige informatie aan de gedaagde partij te verstrekken, zoals vereist door artikel 6:230m lid 1 BW. Dit betreft onder andere de informatie over de kosten van het krediet en de afbetalingstermijn. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij niet heeft voldaan aan haar wettelijke verplichtingen en dat de kredietwaardigheid van de gedaagde partij niet is getoetst.

De kantonrechter heeft de eisende partij opgedragen om nadere toelichting te geven over de kredietwaardigheidstoets en de (pre)contractuele informatieverplichtingen. Indien de eisende partij hier niet aan voldoet, kan dit leiden tot de vernietiging van de kredietovereenkomst. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en de eisende partij moet haar stellingen nader onderbouwen in een volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8813071 \ CV EXPL 20-8525
Uitspraakdatum: 21 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Arvato Finance B.V. handelend onder de naam Afterpay
gevestigd te Heerenveen
de eisende partij
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van
€ 36,45 te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
2.3.
De eisende partij heeft aan haar vordering twee overeenkomsten ten grondslag gelegd: een online koopovereenkomst en een consumentenkredietovereenkomst.
2.4.
De eisende partij stelt dat de gedaagde partij bij een webwinkel producten heeft geselecteerd en op de website heeft gekozen voor de betaalmethode van de eisende partij. Vervolgens zijn de door de gedaagde partij ingevoerde gegevens volledig automatisch overgedragen aan de eisende partij en door de eisende partij getoetst voor acceptatie. Na acceptatie kan het bestelproces doorgang vinden, waarna de webwinkel de bestelling heeft uitgevoerd. Na verzending van de bestelling heeft de eisende partij de bestelling en een betaaloverzicht aan de gedaagde partij gemaild. De factuur voor de geleverde producten dient binnen veertien dagen na ontvangst van de online gekochte goederen te worden voldaan aan de eisende partij.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen online koopovereenkomst
2.5.
Nu de overeenkomst op afstand is gesloten, dient de eisende partij op grond van artikel 6:230m lid 1 BW - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in dat artikel opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Deze informatie dient bovendien op een duurzame gegevensdrager ter beschikking te zijn gesteld zoals bedoeld in artikel 6:230v BW. Dit geldt ook indien de eisende partij, via een cessie of anderszins, in de rechten van de verkopende partij is getreden. De eisende partij heeft nagelaten haar stellingen op dit punt met stukken te onderbouwen.
Uitstel van betaling, kredietovereenkomst
2.6.
Partijen zijn overeengekomen dat de gedaagde partij het aankoopbedrag van de bij de webshop bestelde goederen binnen veertien dagen na levering van die goederen aan de eisende partij betaalt. Het aan de gedaagde partij verlenen van uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking.
Krediet
2.7.
Op deze overeengekomen vorm van kredietverstrekking zijn op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien er geen rente of kosten of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
2.8.
Het doel van de richtlijn consumentenkrediet, die aan de bepalingen van titel 7:2A BW ten grondslag ligt, is een hoge bescherming waarborgen voor de consument en te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoordelijke leningspraktijken.
Kosten van het krediet
2.9.
Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen heeft de Uniewetgever in artikel 3, onder g (artikel 7:57 BW), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip „totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschreven. Het begrip geen of onbetekenende kosten houdt om diezelfde reden in dat er hooguit sprake kan zijn van een kleine vergoeding.
2.10.
Op grond van artikel 7:57 lid 1 onder g BW wordt onder “totale kosten van het krediet voor de consument” verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekeringspremies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht.
2.11.
Dit betekent dat de door webwinkels in rekening gebrachte vergoeding voor het gebruik van deze betaalmethode onder kosten van het krediet vallen.
2.12.
Op grond van artikel 7:74 sub h BW vallen ook de kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding en zijn derhalve aan te merken als kosten van het krediet.
2.13.
De eisende partij heeft in artikel 2.4 van haar algemene voorwaarden bedongen dat zij eventuele kosten van betaling of andere kosten in geval van retournering van de door de consument gedane bestelling niet hoeft te restitueren. Voorts heeft zij in artikelen 6.2 en 6.3 van de algemene voorwaarden bij overschrijding van de betalingstermijn administratie- kosten bedongen. Deze kosten dienen, gelet op wat hiervoor is overwogen, tot de kosten van het krediet te worden gerekend.
Onbetekenende kosten?
2.14.
Nu de eisende partij de bedongen kosten in haar voorwaarden niet specificeert, noch een minimum- of maximumbedrag of -percentage van het geleende bedrag is opgenomen, kan zij op grond van deze bedingen in feite ieder bedrag aan kosten bij de consument in rekening brengen. Dit betekent bovendien dat de consument uit de algemene voorwaarden zelf niet kan opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd.
2.15.
De omstandigheid dat de eisende partij bij iedere overeenkomst in feite zelf kan beslissen of en zo ja welk bedrag aan kosten zij in rekening kan brengen maakt dat er om die reden niet geoordeeld kan worden dat sprake is van onbetekenende kosten. De kantonrechter kan op basis van hetgeen partijen overeen zijn gekomen immers niet vaststellen of er slechts sprake is van een kleine vergoeding
.Bovendien kunnen er door de webwinkel ook nog kosten voor de door de eisende partij aangeboden betaalmethode in rekening worden gebracht, maar dit wordt door de eisende partij onvoldoende toegelicht. Daarmee is geen sprake van de in artikel 7:58 lid 2 onder e BW bedoelde uitzondering.
2.16.
Dat de eisende partij slechts een kleine vergoeding in rekening brengt, zoals zij zelf stelt, blijkt niet uit bovengenoemde algemene voorwaarden en ook niet uit de bij dagvaarding overlegde producties. Daaruit blijkt dat de eisende partij totaal € 22,00 aan administratiekosten in rekening heeft gebracht op een krediet van € 36,45. Dat zijn naar het oordeel van de kantonrechter meer dan onbetekenende kosten. Dat deze administratiekosten bij dagvaarding niet worden gevorderd, maakt dat niet anders.
Consumentenkrediet
2.17.
Uit het voorgaande volgt dat op grond van artikel 7:58 BW de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing zijn.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen kredietovereenkomst
2.18.
De door de eisende partij op dit moment toegelichte wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst.
2.19.
Dat de gedaagde partij voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijk wijze is geïnformeerd over de afbetalingstermijn, de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht is niet komen vast te staan. Het enkel verplicht aanvinken van een link naar de algemene voorwaarden van de eisende partij volstaat in ieder geval niet.
2.20.
De in het geding gebrachte e-mail met een overzicht van de aankoop en vermelding van Afterpay als betalingswijze voldoet ook niet aan de essentiële contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW.
Kredietwaardigheidstoets
2.21.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat de eisende partij de kredietwaardigheid van de gedaagde partij heeft getoetst. Uit de summiere stellingen van de eisende partij en de geciteerde algemene voorwaarden blijkt dat er kennelijk een acceptatietoets wordt gedaan. De eisende partij licht deze toets niet toe en de productie waarnaar zij verwijst betreft slechts een overzicht van adresgegevens en de geboortedatum van de gedaagde partij.
2.22.
De kredietwaardigheidstoets heeft als doel de consument te beschermen tegen overkreditering en te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoordelijke leningspraktijken. Dit risico is voor kleine leningen zoals in de onderhavige zaak aanwezig, omdat de door de eisende partij aangeboden kredieten worden afgesloten ter financiering van aankopen in een webwinkel die door een consument met voldoende kredietwaardigheid in beginsel zonder lening kunnen worden aangeschaft.
Conclusie
2.23.
Op basis van de overgelegde stukken kan op dit moment niet worden vastgesteld dat de eisende partij haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen is nagekomen en de kredietwaardigheidstoets heeft verricht.
2.24.
Zoals hiervoor onder 2.5. is overwogen, is ook niet (volledig) voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van 6:230m en 6:230v BW die van toepassing zijn op de koopovereenkomst die aan de onderhavige kredietovereenkomst ten grondslag ligt.
2.25.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere toelichting te geven ten aanzien van de
kredietwaardigheidstoets en de (pre)contractuele informatieverplichtingen met inachtneming van wat hiervoor daarover is overwogen. De eisende partij dient haar stellingen te motiveren en te onderbouwen. Indien aan bedoelde opdrachten niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die geraden voorkomen. Ambtshalve vernietiging van de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ligt hierbij in de rede. De eisende partij dient zich ook uit te laten over deze mogelijke sanctionering.
Gevolgen van eventuele vernietiging
2.26.
Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet de gedaagde partij bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan de eisende partij en moet de eisende partij de reeds betaalde krediet- en vertragingsvergoeding terugbetalen aan de gedaagde partij. De kantonrechter stelt echter vast dat de eisende partij niet (mede) onverschuldigde betaling aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, zodat deze gevolgen zich op dit moment niet voordoen.
Nu onderhavige overeenkomst een commerciële eenheid betreft kan vernietiging ook gevolgen hebben voor de door de gedaagde partij van de webshop gekochte producten. De kantonrechter ziet in dit stadium geen aanleiding toepassing te geven aan hetgeen door de Hoge Raad op 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177, is overwogen inzake de vernietiging van de overeenkomst en het oproepen van de bij de koopovereenkomst betrokken partij, in dit geval de webwinkel.
2.27.
Indien de eisende partij meent dat daartoe aanleiding bestaat, dient zij een wijziging van (de grondslag van) haar vordering in het geding te brengen die voldoet aan de eisen van artikel 130 lid 3 Rv.
2.28.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij haar stellingen nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals onder de beoordeling onder 2.25. is uiteengezet, bij akte, te nemen op de rol van 18 augustus 2021;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter