In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Pré Wonen en een gedaagde partij over de hoogte van schadevergoeding als gevolg van waterschade in huurwoningen. Pré Wonen, vertegenwoordigd door mr. F.J. Ringnalda, had de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.B. Chylinska, aangeklaagd voor schadevergoeding van € 34.823,68 inclusief btw, alsmede extra herstelkosten van € 1.390,17 voor de slaapkamer. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis van 14 oktober 2020 Pré Wonen de gelegenheid gegeven om de schade nader te onderbouwen.
Tijdens de procedure heeft Pré Wonen verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van de schade, waaronder facturen en betaalbewijzen van Dura Vermeer. De gedaagde heeft de hoogte van de schade betwist en aangevoerd dat Pré Wonen niet aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde onvoldoende gemotiveerd had weersproken dat Pré Wonen de gestelde kosten had gemaakt. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Pré Wonen grotendeels toewijsbaar was, en dat de gedaagde de proceskosten moest vergoeden.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de kant van Pré Wonen vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.