Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2021 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 11 juni 2019. Op 5 juni 2019 en derhalve binnen de wettelijke termijn is een bezwaarschrift ingediend. Daarvan is een ontvangstbevestiging ontvangen, gedateerd 6 juni 2019. Op 26 juni 2019 bleek dat het bezwaarschrift was zoekgeraakt. Verweerder heeft geadviseerd opnieuw, ditmaal via de website, een bezwaarschrift in te dienen.
16 maart 2019 heeft eiser vervolgens op advies van genoemde afdeling verzocht de beslistermijn op te schorten. Desondanks heeft deze afdeling eiser bij e-mail van 21 maart 2019 aangenomen dat eiser een afwijzende beschikking wenst te ontvangen. Daarbij is eiser verzocht dit te bevestigen zodat de weigering kan worden gemaakt. Aangezien eiser van 18 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 wegens vakantie in het buitenland verbleef, was hij niet in staat op het verzoek van verweerder van 21 maart 2019 te reageren, aldus eiser. Vervolgens heeft de gemeente eenzijdig besloten eiser een afwijzende beschikking te verstrekken en is vervolgens de aanslag opgelegd. Eiser kon door genoemde handelwijze zijn aanvraag niet meer aanpassen en meent dat de aanslag ten onrechte is opgelegd. Ook heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat in de aanslag ten onrechte een aanvraag voor het afwijken van het bestemmingsplan in rekening is gebracht.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 534 en
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.
R. van der Vecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.