Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[minderjarige 1]
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3]
4. [passagier sub 4]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 8 januari 2020;
- akte houdende overlegging producties aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 10 februari 2020;
- akte houdende overlegging producties aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 6 maart 2020;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 1 juli 2020.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
- € 605,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 363,00 subsidiair € 327,61 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
Het verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 48,40 (inclusief btw). De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.De beslissing
€ 205,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;