In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Havana via Parijs op 26 oktober 2017. De passagiers hebben compensatie van € 1.200,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Parijs, die de uitvoering van de vlucht verhinderden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd. De vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals dichte mist en beperkte zichtbaarheid, waardoor de luchtverkeersleiding verschillende CTOT's (Calculated Take Off Time) heeft opgelegd. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alles in het werk heeft gesteld om de passagiers zo spoedig mogelijk naar hun eindbestemming te vervoeren en dat er in deze omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is genomen door kantonrechter M.M. Kruithof en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.