ECLI:NL:RBNHO:2021:2043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
7815267 \ CV FORM 19-7640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Havana via Parijs op 26 oktober 2017. De passagiers hebben compensatie van € 1.200,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Parijs, die de uitvoering van de vlucht verhinderden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd. De vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals dichte mist en beperkte zichtbaarheid, waardoor de luchtverkeersleiding verschillende CTOT's (Calculated Take Off Time) heeft opgelegd. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alles in het werk heeft gesteld om de passagiers zo spoedig mogelijk naar hun eindbestemming te vervoeren en dat er in deze omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is genomen door kantonrechter M.M. Kruithof en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7815267 \ CV FORM 19-7640
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Société Air France S.A.
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 juni 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op13 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Havana (Cuba) via Parijs op 26 oktober 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Parijs is geannuleerd. De passagiers zijn vijf uur later dan gepland op hun eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 december 2017;
- de proceskosten en de nakosten, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. De vervoerder beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe voert de vervoerder het volgende aan.
3.5.
De onderhavige vlucht van Amsterdam naar Parijs is onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs (AF1640/AF1641) en zou worden uitgevoerd met het toestel FGTAE. Voorafgaand aan de voornoemde rotatievlucht zou het toestel de rotatievlucht AF1240/AF1241 uitvoeren. De luchthaven van Parijs kreeg op 26 oktober 2017 te kampen met slechte weersomstandigheden, namelijk zeer dichte mist. Er was daardoor sprake van beperkt horizontaal zicht door mist in de ochtend en beperkt verticaal zicht door laaghangende wolkenbasis. Wanneer een luchthaven te kampen krijgt met slecht zicht treden er verschillende vliegveiligheidsprocedures in werking. De separatie tussen opvolgende vliegtuigen zal worden vergroot en vliegtuigen worden tijdens het taxiën actief door de luchtverkeersleiding begeleid. Hierdoor gaat de capaciteit van de luchthaven omlaag en treden er vertragingen op, aldus de vervoerder. Op verzoek van de luchtverkeersleiding te Parijs heeft Eurocontrol een regulatie afgekondigd om er voor te zorgen dat er minder luchtverkeer naar Parijs werd toegestaan. Op 26 oktober 2017 was er dan ook zeer beperkt luchtverkeer mogelijk. Het toestel kreeg tijdens de uitvoering van de rotatie AF1240/AF1241verschillende CTOT’s (Calculated Take Off Time) opgelegd. Uiteindelijk kreeg het toestel van de luchtverkeersleiding pas om 09:32 UTC toestemming om te mogen vertrekken vanuit Amsterdam, terwijl op dat moment de onderhavige rotatie (AF1640/AF1641) vanaf Parijs, namelijk om 09:40 UTC, had moeten aanvangen. De vlucht in kwestie (Amsterdam-Parijs) zou om 11:45 UTC vertrekken, maar omdat er te Parijs nog steeds sprake was van zeer slechte weersomstandigheden en omdat een langdurige vertraging niet meer was te voorkomen, was de vervoerder genoodzaakt om de rotatievlucht AF1640/AF1641te annuleren. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op een vlucht van KLM en Copa Airlines vanaf Amsterdam naar Panama City en vanaf Panama City naar de eindbestemming Havana. De passagiers zijn daardoor met een vertraging van vijf uur aangekomen op hun eindbestemming.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van haar stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat zij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening. Gelet daarop is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers te compenseren. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.5.
Het is aan de vervoerder om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De vervoerder heeft ter nadere onderbouwing van haar verweer stukken in het geding gebracht, waaronder een meteorologisch rapport van 26 oktober 2017. Hieruit blijkt dat er sprake was van dichte mist en beperkt zicht op de luchthaven van Parijs vanaf 03:30 UTC tot 13:00 UTC. Daarnaast heeft de vervoerder de vluchtrapporten van de voorgaande rotatie (AF1240/AF1241) overgelegd. Daaruit volgt dat het toestel verschillende CTOT’s kreeg opgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden het toestel CTOT’s heeft opgelegd. De passagiers stellen dat de weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht in kwestie niet verhinderden. Daarmee wordt echter miskend dat het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren, door de weersomstandigheden verschillende CTOT’s kreeg opgelegd, hetgeen in dit geval heeft te gelden als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers door deze omstandigheden niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de annulering van de vlucht van de passagiers het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Geconfronteerd met de omstandigheden heeft de vervoerder de passagiers een alternatief vervoer aangeboden. De passagiers zijn omgeboekt op vluchten via een andere luchthaven, namelijk vanaf Amsterdam naar Panama City en vanaf Panama City naar Havana met vluchten van KLM, respectievelijk Copa Airlines. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder alles in het werk gesteld om de passagiers zo spoedig mogelijk te vervoeren naar hun eindbestemming en kon er in deze omstandigheden niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder zijn gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 187,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open