ECLI:NL:RBNHO:2021:2210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
8698944 \ CV EXPL 20-6766
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake abonnementskosten en informatieverplichtingen bij online overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 maart 2021 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen Ziggo B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Ziggo B.V., vorderde betaling van abonnementskosten en verbruikskosten die voortvloeiden uit een overeenkomst die op 11 mei 2018 was gesloten. De overeenkomst betrof diensten zoals Kabel TV, Internet en telefonie, en was stilzwijgend verlengd na de oorspronkelijke einddatum van 4 oktober 2018. Ziggo B.V. beëindigde de overeenkomst op 21 september 2019 wegens wanbetaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet volledig heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v BW. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden, wat resulteerde in een korting van 25% op de gevorderde hoofdsom van € 397,28. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van verbruikskosten voor bellen buiten de bundel afgewezen, omdat de eisende partij niet aan haar informatieverplichtingen had voldaan. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 364,91, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke informatieverstrekking aan consumenten bij het sluiten van overeenkomsten op afstand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8698944 \ CV EXPL 20-6766
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ziggo B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Op 25 november 2020 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot aan 25 november 2020 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
Bij akte van 23 december 2020 heeft de eisende partij haar vordering nader toegelicht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis van 25 november 2020 (hierna verder: het tussenvonnis) is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.2.
De eisende partij heeft gesteld dat zij met de gedaagde partij per 11 mei 2018 een overeenkomst heeft gesloten. De eisende partij heeft een e-mail aan de gedaagde partij overgelegd van 11 mei 2018 waarin een bestelling is bevestigd van Kabel TV, TV Standard, Ziggo Movies and Series, Internet Max, Safe Online en Bellen. De overeenkomst is aangegaan tot 4 oktober 2018 en daarna stilzwijgend verlengd. De eisende partij heeft op
21 september 2019 de overeenkomst beëindigd wegens wanbetaling. De eisende partij heeft verder gesteld dat de overeenkomst online is gesloten. De eisende partij heeft algemene voorwaarden overgelegd van 1 juli 2017.
2.3.
De eisende partij vordert betaling van € 397,28 aan abonnementstermijnen over de periode 1 mei 2019 tot 21 september 2019. Daarnaast vordert de eisende partij € 28,55 aan verbruikskosten, zijde € 26,95 voor “Films van Ziggo on Demand” en € 1,60 voor bellen buiten de bundel.
2.4.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij zeven facturen heeft ontvangen met daarop de specificatie van de geleverde diensten en wat er in rekening is gebracht
(€ 425,83). Bij tussenvonnis van 30 september 2020 is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende facturen voor de periode oktober 2018 tot en met april 2019 in het geding te brengen. De eisende partij heeft bij akte toegelicht dat de gedaagde partij betalingen heeft gedaan die zijn opgenomen in het facturenschema op pagina 4 van de dagvaarding. Deze betalingen zijn afgeboekt op de oudst openstaande facturen, zodat deze facturen reeds zijn voldaan. Nu de ontbrekende facturen geen deel uitmaken van de onderhavige vordering is de kantonrechter van oordeel dat de eisende partij de hoogte van haar vordering voldoende heeft onderbouwd.
De wettelijke informatieverplichtingen van artikelen 6:230m en 6:230v BW
2.5.
Op grond van artikelen 6:230m en 6:230v BW dient de eisende partij - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Voor wat betreft de kenmerken van de zaak of dienst, de prijs en kosten, de duur van de overeenkomst en voorwaarden voor opzegging en de minimumduur dient zij daarbij onmiddellijk voorafgaand aan het plaatsen van de bestelling tevens op een in het oog springende wijze op deze informatie te wijzen. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden, is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende.
Daarnaast moet de eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst verstrekken op een duurzame gegevensdrager, met daarin alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie.
2.6.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht de eisende partij in productie 3 toe waar (maar overigens niet sinds wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatie op haar website te vinden is. De eisende partij verwijst hiervoor ook naar de algemene voorwaarden.
Uit de stellingen en toelichting daarop in de dagvaarding en de overgelegde producties, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet, althans onvoldoende, dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de gedaagde partij heeft verstrekt. Verwijzingen naar bepalingen in haar algemene voorwaarden en naar de optie ‘veelgestelde vragen’ op de website volstaan niet. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de eisende partij op juiste wijze aan haar precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan.
2.7.
Wat betreft de contractuele informatieverplichtingen heeft de eisende partij een e-mail overgelegd waarin zij de overeenkomst met de gedaagde partij heeft bevestigd. In deze e-mail, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor de ingangsdatum van de overeenkomst, zodat onduidelijk is binnen welke termijn de eisende partij zich verbindt de diensten te verlenen en per wanneer voor de gedaagde partij een betalingsverplichting ontstaat.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW is voldaan.
2.9.
Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU moet de kantonrechter aan de schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde prijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 en 3:41 BW, en/of aan de artikelen 6:193d en 6:193f BW, omdat de schending van de informatieverplichtingen ook een oneerlijke handelspraktijk is. Dit betekent dat van de gevorderde hoofdsom van € 397,28 aan abonnementskosten, een bedrag van € 297,96 toewijsbaar is.
Verbruikskosten
2.10.
In het tussenvonnis is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om toe te lichten op welke wijze de gedaagde partij (gedurende het bestelproces) stap voor stap wordt gewezen op kosten voor “Films van Ziggo on Demand” en kosten voor bellen buiten de bundel. De eisende partij heeft in haar akte toegelicht dat de kosten voor het huren van films via Ziggo on Demand gekwalificeerd kunnen worden als kosten in de zin van artikel 6:230j BW. Wanneer de klant zich in de On Demand-omgeving op de televisie begeeft en een film kiest, wordt aangegeven wat de kosten zijn en wat de huurperiode van de film is. Als de klant een film selecteert, dient er een wachtwoord ingevoerd te worden. De eisende partij heeft haar stellingen onderbouwd met schermafdrukken van het bestelproces. De kantonrechter is met de eisende partij van oordeel dat sprake is van een aanvullende dienst in de zin van artikel 6:230j BW. De klant kan niet zonder uitdrukkelijke instemming gebonden worden. In dit geval is voldoende toegelicht dat sprake is van uitdrukkelijke instemming. De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldaan aan de vereisten van artikel 6:230j BW. De gevorderde kosten van € 26,95 zijn toewijsbaar.
2.11.
Ten aanzien van de kosten voor bellen buiten de bundel stelt de eisende partij in haar akte dat de gedaagde partij een “Volop Bellen pakket” heeft afgesloten. Wanneer de klant de website ziggo.nl/tarieven raadpleegt en klikt op Ziggo Bellen, wordt per bestemming het starttarief en minuuttarief genoemd. Daarnaast wordt voor het sluiten van de overeenkomst genoemd wat het starttarief is, aldus de eisende partij.
2.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij op dit punt niet voldaan aan haar precontractuele informatieverplichting. Ingevolge artikel 6:230v lid 2 BW dient de handelaar de consument op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst onder meer te wijzen op de totale prijs van (in dit geval) het abonnement. De gedaagde partij heeft gebeld naar 0900-nummers en kan de informatie over de verbruikskosten ten aanzien van deze nummers alleen dan vinden indien zij daar zelf actief naar op zoek gaat op de website van de eisende partij. Ingevolge artikel 6:230n lid 3 BW zijn de in rekening gebrachte (bijkomende) kosten niet verschuldigd. Uit de overgelegde facturen volgt dat de eisende partij eenmaal kosten buiten de bundel in rekening heeft gebracht. In totaal gaat het om een bedrag van € 1,60. Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op de hoofdsom.
Conclusie
2.13.
Een hoofdsom van € 324,91 is toewijsbaar. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 40,00.
2.14.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu de eisende partij bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De eisende partij heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal over de hoofdsom worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
2.15.
De gedaagde partij wordt als de meest in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast. De kosten voor de te nemen aktes blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra aktes op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 364,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 324,91 vanaf 16 juli 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 86,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 124,00 wegens griffierecht en
€ 75,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter