Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[verzoeker sub 1]2. [verzoeker sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
3.de vennootschap onder firma
[verzoeker sub 3]gevestigd te [plaats]
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
A. IJsvogel te veroordelen om binnen 14 dagen na deze beschikking op grond van artikel 843a Rv afschriften te verstrekken van de onder punt 62 in haar verzoekschrift genoemde bescheiden, althans de door de kantonrechter te formuleren bescheiden, en daarbij te bepalen dat IJsvogel een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 200.000,00;
4.Het verweer
5.De beoordeling
“alle testen tussen 2003 en 2019, zoals bedoeld in artikel 14 lid 2 van de franchiseovereenkomst.”Volgens [verzoeker] meende IJsvogel uit deze testen de profijtelijke waarde van de (volgens IJsvogel) verbeteringen, verrijkingen en veranderingen van de bestaande know how van haar systeem te kunnen afleiden. [verzoeker] wil kunnen beoordelen of IJsvogel dit ‘aantoonbaar’ kan maken. Die aantoonbaarheid staat als eis genoemd in artikel 14 lid 2 van de franchiseovereenkomst, aldus [verzoeker] Volgens [verzoeker] mag van IJsvogel dan ook contractueel worden verwacht dat zij de profijtelijke waarde van verbeteringen, verrijkingen e.d. aantoont. De kantonrechter wijst dit onderdeel van het verzoek af. Gebleken is dat de genoemde bepaling niet in de franchiseovereenkomst tussen IJsvogel en [verzoeker] is opgenomen, zodat deze niet (mede) kan dienen als grondslag van een jegens IJsvogel in te stellen vordering. Daarmee ontbreekt een rechtmatig belang voor toewijzing van dit onderdeel van het verzoek. Daarbij komt dat IJsvogel c.s. nog heeft aangevoerd dat rapporten van dergelijke testen niet bestaan, zodat ook dit een grond vormt voor afwijzing van dit onderdeel van het verzoek.
“alle facturen over de jaren 2013 tot en met 2018 aan Pet’s Place Hoofdkantoor DC die betrekking hadden op een eigen filiaal.”[verzoeker] stelt deze stukken nodig te hebben voor het maken van een vergelijking op productniveau tussen de inkoopprijzen voor de franchisenemers en de eigen filialen. Onder verwijzing naar twee facturen die zij reeds in bezit heeft, heeft [verzoeker] in dit kader betoogd dat aan de franchisenemers hogere prijzen in rekening werden gebracht dan aan de eigen filiaalhouders. De kantonrechter wijst ook dit onderdeel van het verzoek af. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een rechtmatig belang heeft bij een afschrift van al deze stukken. Het is de kantonrechter niet duidelijk ten behoeve van welke vordering [verzoeker] de beschikking zou willen krijgen over deze facturen. In de tekst van nummer 62 van het verzoekschrift staat dat verzocht wordt om de in nummer 62 genoemde bescheiden omdat [verzoeker] moet kunnen controleren of IJsvogel heeft voldaan aan de invulling van haar zorgplicht. Gelet daarop zou de grondslag van de in te stellen vordering wanprestatie zijn. In de dikgedrukte tekst die daaraan voorafgaat (boven nummer 60 van het verzoek) staat echter “opgevraagde stukken ter controle van de op Pet’s Place berustende zorgplicht/mogelijk misbruik van recht/verboden koppelverkoop oneerlijke mededinging”. Gelet daarop en op het verzoekschrift en de ter zitting daarop gegeven toelichting overigens begrijpt de kantonrechter dat [verzoeker] meent dat IJsvogel misbruik van recht maakt en daarmee onrechtmatig handelt door eenzijdig de prijzen te bepalen die zij aan haar franchisenemers rekent. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen om duidelijk te maken ten aanzien van welke vordering zij een rechtmatig belang meent te hebben bij het verkrijgen van afschriften van deze facturen. [verzoeker] heeft dat nagelaten zodat een dergelijk belang niet is komen vast te staan. Ten aanzien van de door [verzoeker] genoemde twee opties op grond waarvan sprake zou kúnnen zijn van misbruik van recht weegt daarbij bovendien mee dat die enkele suggestie onvoldoende is om een redelijk vermoeden aan te nemen. Bovendien heeft IJsvogel beide opties gemotiveerd betwist en naar aanleiding van de door [verzoeker] overgelegde facturen toegelicht dat het prijsverschil in inkoop tussen franchisenemers en de eigen filialen werd gecompenseerd doordat aan de eigen filialen op andere posten hogere kosten in rekening werden gebracht en dat er daarnaast sinds 2015 geen prijsverschil meer is. Mede gelet daarop heeft [verzoeker] onvoldoende gesteld voor het oordeel dat er een redelijk vermoeden is van misbruik van recht.
“alle (desnoods deels geanonimiseerde) jaarverslagen, zoals die op grond van 6.2., sub 1 uit het Formulehandboek 2011 door verweerder zijn ontvangen tussen 2011 en 2019”,
“alle (desnoods deels geanonimiseerde) door Pet’s Place ontvangen kwartaalverslagen tussen 2011 en 2019, zoals bedoeld in artikel 6.2 sub 2 van het Formulehandboek 2011”, “
het rapport aangaande de jaarlijkse vergelijking tussen de ‘ingestuurde marge’, zoals bedoeld in 6.2 van het Formulehandboek 2011 en de gerealiseerde marge zoals die uit de bovengenoemde jaar- en kwartalenverslagen blijkt”. Deze onderdelen zullen eveneens worden afgewezen. Ook hiervoor geldt dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken. Nog los van de vraag of voldaan is aan het vereiste dat het moet gaan om stukken aangaande een rechtsbetrekking waarin [verzoeker] partij is, valt niet in te zien hoe uit de jaar- en kwartaalverslagen van andere franchisenemers kan worden afgeleid dat IJsvogel jegens [verzoeker] onrechtmatig heeft gehandeld danwel wanprestatie heeft gepleegd. [verzoeker] heeft haar verzoek op dit punt niet geconcretiseerd. Dat geldt ook ten aanzien van het gevraagde rapport aangaande de jaarlijkse vergelijking tussen de ingestuurde en gerealiseerde marge. Daarover heeft IJsvogel bovendien nog aangevoerd dat dergelijke rapporten niet bestaan. Ook op die grond dient dat onderdeel te worden afgewezen.
rapportages waaruit is af te leiden op welke wijze (via welke mogelijkheden) verweerder zich heeft ingespannen om ‘gedegen’ te voldoen aan de op haar berustende zorgplicht” en “
rapportages uit het verplichte centrale kassasysteem om het verloop van de brutowinstmarge (detailhandelmarge) van de franchisevestigingen te kunnen volgen, alsook die van de eigen filialen.” De kantonrechter zal ook dit onderdeel van het verzoek afwijzen. IJsvogel heeft terecht betoogd dat deze bescheiden te onbepaald zijn zodat sprake is van een fishing expedition. Dat geldt temeer omdat [verzoeker] niet heeft aangegeven ten aanzien van welke periodes zij de rapportages verlangt. Bovendien heeft IJsvogel aangevoerd dat dergelijke rapportages niet bestaan en [verzoeker] heeft dat niet weersproken. Het verzoek kán in zoverre dan ook niet worden toegewezen. Tot slot geldt ook hier dat [verzoeker] heeft nagelaten te onderbouwen waarom juist deze stukken relevant zijn voor de onderbouwing van enige vordering, zodat een rechtmatig belang daarbij ontbreekt.
alle gedetailleerde jaarverslagen vanaf 2003 tot en met (1 juli) 2019 van de IJsvogel Retail B.V. (…) om het verloop te kunnen vergelijken tussen1) de groothandelsmarge/resultaten van Pet’s Place2) de brutowinstmarge/resultaten van de franchisevestigingen en3) de brutowinstmarge/resultaat.”
Ook dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen. [verzoeker] heeft nagelaten aan te geven ten aanzien van welke vordering(en) zij deze stukken zou willen verkrijgen en evenmin heeft zij geconcretiseerd waarom juist deze stukken voor die vordering(en) relevant zijn. Daarmee heeft zij onvoldoende onderbouwd dat zij een rechtmatig belang heeft bij een afschrift van die jaarverslagen. Bovendien heeft IJsvogel naar voren gebracht dat uit deze jaarverslagen de onder 1 t/m 3 gewenste gegevens niet vallen af te leiden, terwijl het overigens gaat om vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige informatie en daarmee een beroep gedaan op gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 3 Rv. [verzoeker] heeft niet toegelicht dat en waarom haar belang bij toewijzing van het verzoek zwaarder zou moeten wegen dan het belang van IJsvogel bij het weigeren om bedrijfsgevoelige informatie te verstrekken. Ook om die reden zal het verzoek worden afgewezen.
de volledige omschrijving van de ‘know how’ van de Pet’s Place formule”. [verzoeker] stelt hier belang bij te hebben in verband met een tussen haar en IJsvogel (al dan niet geoorloofd) overeengekomen concurrentiebeding. Dit onderdeel zal als te onbepaald worden afgewezen. Gegeven de betwisting door IJsvogel dat er documentatie met know how is en bij gebrek aan verduidelijking van dit deel van het verzoek door [verzoeker] , is onduidelijk of een beschrijving van de volledige know how van de Pets Place formule wel bestaat en in welke vorm deze aan [verzoeker] zou moeten worden overgedragen.
1. Is de VPA (productie 4) en de daarin getrokken conclusie omtrent (onder meer) de omzetpotentie van € 850.000,- incl. BTW (pagina 36) – in het licht van de concrete opmerkingen van [naam] in de zogenaamde Quickscan (bijlage bij productie 7) – aan te merken als een realistische prognose omtrent de te verwachten omzetten van de door verzoekers te drijven onderneming? Is er sprake van een deugdelijk onderzoek? Kunt u uw visie onderbouwen?2. Hoe verklaart de deskundige het verschil in groei resp. krimp, tussen het aantal eigen filialen van Pet’s Place respectievelijk het aantal franchisefilialen? Klopt het dat verlieslatende franchisefilialen na overname winstgevend zijn voortgezet als eigen filiaal? Hoe verklaart u dat? Graag ook uw toelichting op dit antwoord.3. Zijn de (inkoop)kosten voor de franchisenemers hoger, gelijk of lager dan die voor de eigen filialen? Zo ja hoeveel procent bedraagt het verschil gemiddeld? Betalen de eigen filialen ook een fee? Hoe verhouden de inkoopprijzen voor franchisenemers via Pet’s Place zich gemiddeld met inkoopprijzen van dezelfde producten bij andere groothandels? Voldoet Pet’s Place met haar prijsstellingen (in- en verkoopprijzen) ‘gedegen (…) aan de op har berustende zorgplicht’ en/of ‘wordt de ingestuurde marge ook gerealiseerd in de winkels’? Meer specifiek: was er (jaarlijks) een ingestuurde marge, zo ja, hoe hoog was die en werd deze gehaald? Zo nee, heeft Pet’s Place mogelijkheden gezocht en benut om dat te verbeteren? Heeft Pet’s Place – ten opzichte van de markt van haar (eenzijdige) prijsstelling geprofiteerd ten koste van haar verplichte afnemers/franchisenemers? Welke argumenten liggen ten grondslag aan uw antwoord?4. Neemt door de eventuele bovengenoemde handelingen de ‘goodwill’/waarde van de franchisefilialen af? In hoeverre is er sprake van het (bewust of onbewust) creëren van oplopende rekening-courant schulden als mogelijk ‘wisselgeld’ voor kosteloze overnames door Pet’s Place ten behoeve van de uitbreiding van haar eigen filiaalbedrijf? Welke argumenten liggen ten grondslag aan uw antwoord?5. Heeft de bestaande know how (al dan niet na ‘verbeteringen, verrijkingen en veranderingen’) een aantoonbare profijtelijke waarde gehad en is dit (zoals contractueel afgesproken) ook ‘aantoonbaar’ te maken door Pet’s Place? Graag een toelichting van uw antwoord.6. In het verlengde van vraag 4, als verzoekers niet gebonden zou zijn aan het huur- en franchisecontract (inclusief huurprijs, formule-/afnameverplichtingen en fee bijdragen), zou zij dan bij dezelfde omzet betere bedrijfsresultaten hebben behaald? Met andere woorden: is aan de contractuele basisgedachte achter franchising voldaan, te weten het combineren van de goede eigenschappen van een ondernemer, met de goede eigenschappen van een groot filiaalbedrijf om gezamenlijk tot een voor beide partijen positief resultaat te komen. “Een win-win situatie voor franchisegever en franchisenemer.” Ook hierbij graag een onderbouwing van uw antwoord?7. Voldoet de volledig beschreven know how (indien al aanwezig) aan de criteria van geheim-zijn en wezenlijk, zoals bedoeld in de bovengenoemde Europese Verordening.
feitendie door een deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen maar om
oordelenover het handelen van IJsvogel. Daarnaast zou toewijzing van de verzoeken erop neer komen dat de deskundige over stukken zou moeten komen te beschikken, waarvan hiervoor is overwogen dat een rechtmatig belang tot afgifte als bedoeld in artikel 843a Rv ontbreekt. In zoverre levert het verzoek naar het oordeel van de kantonrechter dan ook misbruik van bevoegdheid op. Verder heeft IJsvogel terecht aangevoerd dat toewijzing van het verzoek ook impliceert dat (vertrouwelijke) informatie omtrent rechtsverhoudingen van IJsvogel met andere partijen moet worden verstrekt. Daarmee is tevens sprake van een zwaarwichtig bezwaar dat in de weg staat aan het voorleggen van de vragen onder 2 tot en met 7 aan een deskundige.
De beslissing