ECLI:NL:RBNHO:2021:2475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
8962370 \ CV EXPL 21-111
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een oneerlijk beding in algemene voorwaarden van een telecomovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Direct Pay Services B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, Direct Pay Services B.V., is de rechtsopvolger van Simpel.nl BV en heeft de gedaagde partij gedagvaard wegens een openstaande vordering die voortvloeit uit een online gesloten overeenkomst voor mobiele communicatiediensten. De gedaagde partij heeft de vordering erkend, maar de kantonrechter moest ambtshalve toetsen of een beding in de algemene voorwaarden van Simpel, specifiek artikel 5.4, als oneerlijk moest worden aangemerkt. Dit artikel stelde geen limiet aan de hoogte van de schadevergoeding bij ontbinding van het abonnement, wat in strijd is met de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter oordeelde dat dit beding een aanzienlijke verstoring van het contractuele evenwicht met zich meebracht en vernietigde het beding. Hierdoor kon de eisende partij geen aanspraak maken op de gevorderde schadevergoeding voor resterende contractstermijnen. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 60,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8962370 CV EXPL 21-111
Uitspraakdatum: 24 maart 2021
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Direct Pay Services B.V., als rechtsopvolger onder bijzondere titel van SIMPEL.NL BV
gevestigd te Barendrecht
de eisende partij
gemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. De gedaagde partij heeft de vordering mondeling erkend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij stelt – kort gezegd – dat de gedaagde partij online een overeenkomst heeft gesloten met Simpel.nl BV (hierna: Simpel), waarop de algemene voorwaarden van Simpel van toepassing zijn. Simpel heeft haar vordering op de gedaagde partij gecedeerd aan de eisende partij. Ter onderbouwing heeft de eisende partij een aan de gedaagde partij verzonden e-mail overgelegd, waarin een overeenkomst tot levering van mobiele communicatiediensten is bevestigd.
2.2.
Op grond van voornoemde overeenkomst vordert de eisende partij (onder meer) betaling van:
  • € 20,00 aan abonnements- en/of verbruikskosten;
  • € 45,43 aan schadevergoeding voor resterende contractstermijnen.
2.3.
Omdat de overeenkomst online, dus op afstand, is gesloten, dient Simpel bij het sluiten van de overeenkomst te voldoen aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v BW. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij voldoende onderbouwd toegelicht dat Simpel heeft voldaan aan voornoemde informatieverplichtingen, waarbij het volgende nog wordt aangetekend.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat tijdens het bestelproces op de website wel een afdeling klantenservice en een telefoonnummer zichtbaar is, maar niet het geografisch adres van Simpel. In de bevestiging van de overeenkomst en op de facturen is een postbusadres vermeld. Alleen in de algemene voorwaarden is wel het geografische adres vermeld. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt daarom niet voldaan aan artikel 6:230m lid 1, aanhef en onder c, BW. Dat artikel vereist immers dat aan een consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie wordt verstrekt over onder meer het geografisch adres waar de handelaar gevestigd is. Omdat de website wel voldoende informatie biedt over de wijze waarop Simpel bereikt kan worden, zal de kantonrechter hieraan nu (nog) geen gevolgen verbinden.
Het beroep op de algemene voorwaarden
2.5.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor resterende contractstermijnen beroept de eisende partij zich op de toepasselijke algemene voorwaarden. De gedaagde partij is een consument. Volgens vaste Europese rechtspraak is de Nederlandse rechter ambtshalve gehouden te toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals een beding in algemene voorwaarden, als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) (zie onder andere HvJEU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341).
2.6.
Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter dient deze toets (onder andere) te verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval. Ingevolge artikel 3 lid 3 van de richtlijn kunnen als oneerlijk worden aangemerkt bedingen die zijn opgenomen in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de blauwe lijst). Tot die bedingen behoort het beding (artikel 1 aanhef en onder e) dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
2.7.
De eisende partij beroept zich op artikel 5.4 van haar algemene voorwaarden. Volgens de eisende partij is er geen sprake van een oneerlijk beding nu de berekening en matiging van de schadevergoeding conform het Rapport Ambtshalve Toetsing II/III heeft plaatsgevonden. Artikel 5.4 luidt:

Bij ontbinding en/of beëindiging van het abonnement komen jouw aanspraken jegens Simpel en eventueel opgebouwd tegoed te vervallen. Simpel kan in dat geval een schadevergoeding in rekening brengen ter hoogte van de helft van de resterende contractstermijnen, tenzij de door Simpel geleden schade aantoonbaar hoger is. In dat geval ben je dit hogere bedrag verschuldigd.”
2.8.
In het onderhavige geval is geen limiet gesteld aan de hoogte van de schadevergoeding. Dit kan tot gevolg hebben dat een onevenredig hoge schadevergoeding wordt opgelegd. Deze kan mogelijk (aanmerkelijk) hoger uitvallen dan de helft van de resterende contractstermijnen. Artikel 5.4 van de algemene voorwaarden brengt dan ook een aanzienlijke verstoring van het contractuele evenwicht tussen de eisende partij en de gedaagde partij met zich, in de zin van artikel 3 van de richtlijn. Gelet hierop wordt het beding als oneerlijk aangemerkt en vernietigd. Het beding kan dus geen grondslag vormen voor de gevorderde schadevergoeding voor resterende contractstermijnen.
2.9.
De subsidiair gevorderde schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, omdat uit het arrest van het HvJ EU van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) volgt dat de eisende partij, na vernietiging van een oneerlijk beding, geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
Conclusie
2.10.
Rekening houdend met de afwijzing van de schadevergoeding voor resterende contractstermijnen is in totaal aan hoofdsom toewijsbaar een bedrag van € 20,00.
2.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.12.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu de eisende partij in de dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De eisende partij heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal over de (restant) hoofdsom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
2.13.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 60,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 20,00 vanaf 17 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 86,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 126,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter