Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Raad van bestuur van de sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
“4.4.1. Wat betreft het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel wordt overwogen dat bij uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel een stappenplan moet worden doorlopen. De Raad heeft de Afdeling in deze lijn gevolgd (zie de uitspraak van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351). In deze lijn is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.”
“Het vertrouwensbeginsel strekt evenwel niet zo ver dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden nagekomen. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de omstandigheid dat bij Suit Supply het vertrouwen is gewekt dat het college niet handhavend zal optreden niet zonder meer betekent dat het college gehouden was om af te zien van handhaving. Het college diende, zoals is overwogen in de uitspraak van 29 mei, ECLI:NL:RVS:2019:1694, in het kader van de vraag of het, gelet op het gewekte vertrouwen, van handhaving kon afzien een belangenafweging te verrichten. Omdat het dat niet heeft gedaan, heeft de rechtbank in zoverre terecht overwogen dat het college zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Bij de door het college alsnog te maken beoordeling kunnen de door Suit Supply gestelde belangen bij het afzien van handhaving worden afgewogen tegen het algemeen belang, waaronder het belang van derden, bij handhaving.”