ECLI:NL:RBNHO:2021:2794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8273947 \ CV FORM 20-587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Transportes Aereos Portugueses S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Lissabon naar Accra op 30 september 2019. De vlucht van Amsterdam naar Lissabon was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Accra miste en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van de vervoerder op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier recht heeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder deed een beroep op een opgelegde CTOT (Calculated Take-Off Time) door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd. De rechter concludeerde echter dat de vertraging van de passagier niet uitsluitend het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, maar ook van een operationele vertraging die niet onder deze omstandigheden viel.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier tot betaling van € 690,00, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. Ook de buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van de vervoerder kwamen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8273947 \ CV FORM 20-587
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen de passagier
gemachtigde ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 14 januari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 6 mei 2020;

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam, via Lissabon (Portugal) naar Accra (Ghana) op 30 september 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon, hierna: de vlucht, is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft de overstap gemist op de aansluitende vlucht van Lissabon naar Accra, en is met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 690,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 december 2019;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Accra, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden
4.3.
De vlucht maakt deel uit van de rotatievlucht Lissabon-Amsterdam-Lissabon. De voorgaande vlucht met hetzelfde toestel van Lissabon naar Amsterdam heeft vertraging opgelopen. De vervoerder doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden ten aanzien van deze vlucht, en doet een beroep op buitengewone omstandigheden ten aanzien van de onderhavige vlucht. In beide gevallen voert de vervoerder aan dat de vlucht vertraagd is ten gevolge van een slotwijziging opgelegd door de luchtverkeersleiding.
4.4.
Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de voorgaande vlucht blijkt dat het toestel een nieuwe CTOT (Calculated Take-Off Time) opgelegd kreeg van de luchtverkeersleiding. Reden hiervoor was vertragingscode 81 (‘ATFM due to standard demand/capacity problems’). Dit leverde een vertraging van 19 minuten op. Daarnaast was nog een operationele vertraging van 8 minuten ten gevolge van ‘AIRCRAFT DEFECTS AT HOME BASE’ (vertragingscode 41). Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vertraging van de voorgaande vlucht is derhalve het gevolg van een buitengewone omstandigheid alsmede het gevolg van een operationele vertraging (vertragingscode 41).
4.5.
Ook de onderhavige vlucht kreeg, blijkt uit het door haar overgelegde vluchtrapport, te maken met een opgelegde CTOT, eveneens op grond van vertragingscode 81. Dat leverde ditmaal een vertraging op van 14 minuten. Ook hier levert de opgelegde CTOT een buitengewone omstandigheid op. Een CTOT is, wederom, niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid van de voorgaande vlucht doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Volgens de vervoerder werkte de totale vertraging voor 15 minuten door van de vorige vlucht naar de onderhavige vlucht, aangeduid op het vluchtrapport van de onderhavige vlucht met vertragingscode 93. Daarmee is voldoende gebleken dat de vertraging van de onderhavige vlucht gedeeltelijk het gevolg is van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
Dan resteert de vraag of de vertraging van de passagier op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van deze doorwerkende buitengewone omstandigheid en de buitengewone omstandigheid die zich voordeed bij de uitvoering van de onderhavige vlucht. Bij de voorgaande vlucht was tevens sprake van een operationele vertraging van 8 minuten die niet het gevolg was van een buitengewone omstandigheid. Deze vertraging werkt tezamen met de vertraging van de buitengewone omstandigheid door naar de onderhavige vlucht, al is de precieze doorwerking van geen van beide vertragingen tot op de minuut te specificeren. De doorwerking van de vertraging wordt immers als totaal van 15 minuten aangeduid met code 93. De MCT (Minimum Connecting Time) te Lissabon bedraagt 50 minuten. De overstaptijd van de passagier van de vlucht op de aansluitende vlucht naar Accra bedroeg eveneens 50 minuten. De doorwerking van de vertraging ten gevolge van de operationele vertraging is derhalve al voldoende om de passagier zijn overstap te doen missen. Zonder de buitengewone omstandigheid zou de passagier waarschijnlijk alsnog zijn aansluitende vlucht naar Accra hebben gemist. Hieruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
4.8.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal derhalve worden toegewezen.
4.9.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek gemotiveerd betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.12.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 van dat bedrag vanaf 30 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open