In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Transportes Aereos Portugueses S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Lissabon naar Accra op 30 september 2019. De vlucht van Amsterdam naar Lissabon was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Accra miste en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van de vervoerder op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier recht heeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder deed een beroep op een opgelegde CTOT (Calculated Take-Off Time) door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd. De rechter concludeerde echter dat de vertraging van de passagier niet uitsluitend het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, maar ook van een operationele vertraging die niet onder deze omstandigheden viel.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier tot betaling van € 690,00, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. Ook de buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van de vervoerder kwamen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open tegen deze beschikking.