ECLI:NL:RBNHO:2021:2823

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8097865 \ CV FORM 19-15337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na gemiste aansluitende vlucht door vertraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Transportes Aereos Portugueses S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Lissabon naar Accra op 24 november 2017. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Lissabon miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Accra, waardoor hij met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van de vervoerder op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het opleggen van een CTOT (Calculated Take-Off Time) door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, maar dat deze verplichting vervalt indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door een CTOT, die was opgelegd vanwege weersomstandigheden, en dat dit niet het gevolg was van een wijziging in de EOBT (Estimated Off-Block Time) door de vervoerder zelf. De kantonrechter oordeelde dat de opgelegde CTOT inderdaad een buitengewone omstandigheid was en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen niet te wijten zijn aan hun eigen handelen, maar aan externe factoren die buiten hun invloedssfeer liggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8097865 \ CV FORM 19-15337
Uitspraakdatum: 24 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 9 oktober 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 30 december 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 6 april 2020;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 4 juni 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam, via Lissabon (Portugal), naar Accra (Ghana) op 24 november 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon, hierna: de vlucht, heeft vertraging opgelopen. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Accra gemist en is met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 februari 2018;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege zijn vertraging gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op eindbestemming Accra, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.3.
De vervoerder beroept zich op buitengewone omstandigheden, te weten het opleggen van een CTOT (Calculated Take-Off Time) vanuit de luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft het betreffende slotbericht overgelegd. De passagier heeft hierop gereageerd dat uit het slotbericht blijkt dat de EOBT (Estimated Off-Block Time) is gewijzigd vanuit de vervoerder, hetgeen de nieuwe opgelegde CTOT tot gevolg heeft gehad. Het aanvragen van een nieuw EOBT slot is het aangeven van een later vertrekmoment, aldus de passagier. Daardoor sluit je als vervoerder achteraan in de rij aan wanneer slots worden toebedeeld. De nieuwe CTOT in het overgelegde slotbericht is daarmee geen buitengewone omstandigheid, maar een vertraging door eigen toedoen van de vervoerder, aldus nog steeds de passagier. De vervoerder heeft die lezing betwist en aangegeven dat het opgeven van een nieuwe EOBT en het opleggen van de nieuwe CTOT niet met elkaar gelijkgetrokken kunnen worden. Zij legt ter onderbouwing hiervan het vluchtrapport over. De vlucht was vertraagd vanwege ‘aircraft rotation’, te zien op het vluchtrapport als IATA Delay Code 93, waardoor de vervoerder een nieuwe EOBT moest opgeven. Vanuit de luchtverkeersleiding werd vervolgens de nieuwe CTOT opgelegd. De vervoerder voert aan dat uit de ‘REGCAUSE’ in de SRM (Slot Revision Message) NOTAM (Notice of Airmen) valt af te leiden of de nieuwe slot is afgegeven wegens een oorzaak binnen of buiten de invloedssfeer van de luchtvaartmaatschappij. REGCAUSE staat voor Regulation Cause Code en geeft de oorzaak aan van de nieuwe slottijd. In het onderhavige geval staat ‘REGCAUSE WA 84’ vermeld, waarin WA staat voor ‘weather’ en ‘arrival’ en het cijfer 84 staat voor de IATA Delay Code 84 ‘ATFM due to WEATHER AT DESTINATION’. De kantonrechter volgt het verweer dat hieruit af te leiden is dat de CTOT is opgelegd vanwege een reden die buiten de invloedssfeer van de vervoerder ligt en derhalve niet het gevolg is van de nieuw aangevraagde EOBT. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vertraging van de vlucht is derhalve het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.4.
Tevens is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De passagier heeft door deze vertraging de aansluitende vlucht gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier is dan ook het gevolg van de buitengewone omstandigheid.
4.5.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De geplande overstaptijd te Lissabon was 70 minuten, waar de minimum overstaptijd 50 minuten bedraagt. Dat houdt in dat de vervoerder een redelijke buffer van 20 minuten had ingepland. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt op een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon niet meer van de vervoerder worden gevergd. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagier zo veel mogelijk te beperken.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de passagier worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open